sparen
Nederlands
Woordafbreking
- spa·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sparen |
spaarde |
gespaard |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
sparen [3]
- Ik ben aan het sparen voor een nieuwe motor.
- iets verzamelen
- Spaar jij postzegels?
- ontzien, niet straffen of geweld aandoen
- Bij die ramp bleef weinig gespaard.
Synoniemen
- [1] opsparen, potten, verzamelen
- [2] collectioneren, verzamelen
- [3] ontzien, behoeden, vrijwaren
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- De kool en de geit sparen
Een oplossing vinden waar beide partijen tevreden mee kunnen zijn
- Je kan niet de kool en de geit sparen
je moet keuzes maken
- Lang vasten is geen brood sparen
- het eten uit de mond sparen
jezelf iets belangrijks ontzeggen om het aan iets of iemand anders te kunnen geven
- • Mevrouw Maillard spaarde het eten uit haar mond om hem rood vlees te geven, ervan overtuigd dat hij zo wit was omdat hij een tekort aan bloed had [4]
Vertalingen
1. geld niet uitgeven
Gangbaarheid
- Het woord sparen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sparen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "sparen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- sparen op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Lemaitre, Pierre Tot ziens daarboven (2014) ISBN 9789401601931 p. 16
Deens
Woordafbreking
- spa·ren
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.