sparen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sparen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsparə(n)/; ˈspa.rə(n)
Woordafbreking
  • spa·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bewaren’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sparen
spaarde
gespaard
zwak -d volledig

Werkwoord

sparen [3]

  1. geld niet uitgeven
    • Ik ben aan het sparen voor een nieuwe motor. 
  1. iets verzamelen
    • Spaar jij postzegels? 
  1. ontzien, niet straffen of geweld aandoen
    • Bij die ramp bleef weinig gespaard. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • De kool en de geit sparen
Een oplossing vinden waar beide partijen tevreden mee kunnen zijn
  • Je kan niet de kool en de geit sparen
je moet keuzes maken
  • Lang vasten is geen brood sparen
  • het eten uit de mond sparen
jezelf iets belangrijks ontzeggen om het aan iets of iemand anders te kunnen geven
 Mevrouw Maillard spaarde het eten uit haar mond om hem rood vlees te geven, ervan overtuigd dat hij zo wit was omdat hij een tekort aan bloed had [4]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord sparen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Deens

Woordafbreking
  • spa·ren

Zelfstandig naamwoord

sparen, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van spare
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.