spar
Nederlands
Woordafbreking
- spar
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘boomsoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1714 [1]
- In de betekenis van ‘staak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1175 [1] [2]
- [1] van Middelnederlands sparre via Oudsaksisch sparro uit Germaans *sparrô en Indo-Europees *(s)par; cognaat met Oudhoogduits sparro > Middelnederduits sparre en Middelhoogduits sparre > Duits Sparren; Middelengels sparre > Engels spar; Oudnoords sparri > Deens spær en Zweeds sparre alle met ongeveer de betekenis paal, vooral als onderdeel van een dak en Albanees shparr, shpardh "soort eikenhout"; mogelijk ook verwant aan speer en versperren
- [2] afgeleid van [1]: boom waaruit een spar gemaakt kan worden, mogelijk een (verkorting) van sparrenboom [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spar | sparren |
verkleinwoord | sparretje | sparretjes |
Zelfstandig naamwoord
spar m
- (bouwkunde) paal, rechte, dunne stam, vooral als onderdeel van een dak
- (plantkunde) benaming voor een naaldboom uit het geslacht Picea
Synoniemen
- [1] spant
Verwante begrippen
- [2] den, zilverspar
Opmerkingen
- [2] Dennen en zilversparren zijn andere geslachten binnen de dennenfamilie Pinaceae
. De zilverspar heet in het Duits Tannenbaum en wordt vaak als kerstboom gebruikt. Dit leidt in het Nederlands vaak tot verwarring in de benaming van deze naaldbomen: plantkundig is de zilverspar noch een den, noch een spar. Aangezien ook sparren en dennen wel eens als kerstboom worden gebruikt en er ook palen van dennen en zilversparren werden gemaakt, heeft het woord 'spar' oorspronkelijk niet zo'n precieze botanische betekenis.
Hyponiemen
- [1] graatspar, dakspar, hoekspar
- [2] blauwspar, douglasspar, fijnspar
Afgeleide begrippen
- [2] sparappel, sparrenboom, sparrengroen, sparrenhout, sparrenkegel, sparrentak
Vertalingen
2. benaming voor een naaldboom uit het geslacht Picea
Werkwoord
vervoeging van |
---|
sparren |
spar
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sparren
- Ik spar.
- gebiedende wijs van sparren
- Spar!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sparren
- Spar je?
Gangbaarheid
- Het woord spar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'spar' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Nynorsk
Woordafbreking
- spar
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.