spaartegoed

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spaar·te·goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spaartegoed spaartegoeden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

spaartegoed o [1]

  1. het saldo aan gespaard geld dat bij een bank op een spaarrekening staat
    • De spaartegoeden van Nederlandse huishoudens bereiken recordhoogten. Nederlandse consumenten hadden in mei ruim 339 miljard euro aan spaargeld. Dat blijkt uit woensdag gepubliceerde cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). [2] 
    • Volgens zijn advocaat zijn de financiële middelen van Polman uitgeput. "Zijn pensioenpot is leeg en zijn spaartegoeden zijn verdampt." [3] 
    • De renteverlaging maakt lenen, bijvoorbeeld een hypotheek, goedkoper. Voor de spaarder is het slecht nieuws. Die krijgt straks nog minder rente over zijn spaartegoed. [4] 
Synoniemen
  • spaarsaldo
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord spaartegoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.