spaarloon
Nederlands
Woordafbreking
- spaar·loon
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sparen zn en loon zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spaarloon | spaarlonen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
spaarloon o
- aflopende Nederlandse fiscale faciliteit voor werknemers om voordelig te sparen
- Alles is afgeschaft, daar kan ik geen rechten meer aan ontlenen. Er was ook nog het fenomeen spaarloon, daar kon men aan meedoen en op een gegeven moment mocht ik dat opnemen onder voorwaarde dat het bedrag moest worden aangewend voor je ’oude dag’.[1]
- Vanaf 2016 is er geen vrijstelling meer voor spaarloontegoed. Het hele tegoed moet worden aangegeven in box 3.[2]
- Wie nog wil sparen met fiscale voordelen krijgt het in Nederland steeds moeilijker. De overheid schaft meer en meer mogelijkheden af, zoals de levensloopregeling en het spaarloon, en de mogelijkheden voor banksparen zijn ingeperkt.[3]
Afgeleide begrippen
- spaarloonregeling
Gangbaarheid
- Het woord spaarloon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'spaarloon' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Telegraaf 29 sep. 2017
- de Telegraaf PATRICIA BOON 15 mrt. 2017
- de Telegraaf 13 feb. 2014
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.