rijst
![](../I/m/Thai_jasmine_rice_uncooked.jpg)
[3] Rijst.
Nederlands
Woordafbreking
- rijst
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘graansoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1252 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijst | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
rijst m
- (graan) (voeding) graan van het geslacht Oryza
- de meest verbouwde rijstsoort (Oryza sativa
) - zaden van de rijstplant
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. graan van het geslacht Oryza
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rijzen |
rijst
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijzen
- Jij rijst.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijzen
- Hij rijst.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van rijzen
- Rijst!
Gangbaarheid
- Het woord rijst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rijst' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.