pari

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ri
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘bijwoord: tegen de koers van 100’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1643 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord pari -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

pari o

gelijk
kopen "a pari": kopen tegen de nomimale waarde
Hyponiemen
  • a pari
Afgeleide begrippen
  • parikoers

Gangbaarheid

  • Het woord pari staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
26 %van de Nederlanders;
36 %van de Vlamingen.

Verwijzingen


Indonesisch

Woordafbreking
  • pa·ri

Zelfstandig naamwoord

pari

  1. (vissen) rog, rogvis; naam voor soorten kraakbeenvissen uit de superorde Rajomorphii
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.