puts
Nederlands
Woordafbreking
- puts
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘scheepsemmer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1445 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | puts | putsen |
verkleinwoord | putsje | putsjes |
Zelfstandig naamwoord
puts ; v/m
- een emmer aan een touw die men overboord gooit om wat water te scheppen, gewoonlijk om het dek van een schip schoon te maken
- Pak de puts even.
- een fikse hoeveelheid, meest van water
- Een puts water bracht hem weer bij zijn positieven.
Gangbaarheid
- Het woord puts staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'puts' herkend door:
46 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.