puts

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  puts    (hulp, bestand)
  • IPA: /pɵts/
Woordafbreking
  • puts
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘scheepsemmer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1445 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord puts putsen
verkleinwoord putsje putsjes

Zelfstandig naamwoord

puts ; v/m

  1. een emmer aan een touw die men overboord gooit om wat water te scheppen, gewoonlijk om het dek van een schip schoon te maken
    • Pak de puts even. 
  1. een fikse hoeveelheid, meest van water
    • Een puts water bracht hem weer bij zijn positieven. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord puts staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
46 %van de Nederlanders;
20 %van de Vlamingen.

Werkwoord

vervoeging van
putsen

puts

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van putsen
    • Ik puts. 
  2. gebiedende wijs van putsen
    • Puts! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van putsen
    • Puts je? 

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.