zinkput
Nederlands
Woordafbreking
- zink·put
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zink ww en put zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zinkput | zinkputten |
verkleinwoord | zinkputje | zinkputjes |
Zelfstandig naamwoord
zinkput m [2]
- put van een riool waar vuil in kan bezinken
- (bouwkunde) een gemetselde put zonder bodem
- (figuurlijk) plaats waar afvalstoffen zich ophopen
- In Zembla noemt hoogleraar Milieukunde Lucas Reijnders stookolie voor zeeschepen een ‘zinkput voor alle rotzooi die ze bedacht hebben, een heksenbrouwsel’. [3]
- Ze zouden per saldo geen extra koolstof opslaan of afgeven. Nu dat wel gebeurt, functioneren de bossen als 'zinkput'voor koolstof die elders door de verbranding van fossiele brandstoffen vrijkomt.[4]
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord zinkput staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zinkput' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- zinkput op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Volkskrant Trommelen 10 oktober 2009
- Volkskrant Jeroen Trommelen 21 februari 2004,
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.