pakken
![]() |
Nederlands
Woordafbreking
- pak·ken
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘grijpen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1660 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pakken /'pɑkə(n)/ |
pakte /'pɑktə/ |
gepakt /ɣə'pɑkt/ |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
pakken
- overgankelijk in de handen nemen
- Hij pakte zijn gitaar en speelde een deuntje.
- overgankelijk gevangen nemen
- De dief werd al snel gepakt.
- te pakken krijgen: contact met iemand kunnen maken
- Ik zal even kijken of ik hem te pakken kan krijgen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. in de handen nemen
Gangbaarheid
- Het woord pakken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pakken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Deens
Woordafbreking
- pak·ken
Noors
Woordafbreking
- pak·ken
Naar frequentie | 3822 |
---|
Nynorsk
Woordafbreking
- pak·ken
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.