uitpakken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitpakken    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈœʏtpɑkə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈœːtpɑkə(n)/
Woordafbreking
  • uit·pak·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitpakken
pakte uit
uitgepakt
zwak -t volledig

Werkwoord

uitpakken

  1. overgankelijk uit een verpakking halen
    • Op deze foto zie je Kim op haar eerste verjaardag haar eerste cadeautje uitpakken, met een beetje hulp natuurlijk. 
  1. overgankelijk uit een omhulsel halen
    • De magazijnmedewerker pakte een doos met tomatensoep uit. 
  1. ergatief een bepaalde uitkomst krijgen
    • Dat is beter uitgepakt dan hij verwacht had. 
Antoniemen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • (in België) met iets uitpakken
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uitpakken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.