pakpapier

Nederlands

feestelijk pakpapier
Uitspraak
Woordafbreking
  • pak·pa·pier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pakpapier
verkleinwoord pakpapiertje pakpapiertjes

Zelfstandig naamwoord

pakpapier o [1]

  1. papier men gebruikt voor het (feestelijk) inpakken van voorwerpen
    • Overwegen we een gezelschapsspel als cadeau dan geeft dat aardig wat voordelen. Voor veel mensen komt het al als een totale verrassing. Het kan telkens opnieuw gebruikt worden in nieuwe variaties en spelopstellingen en geeft dus blijvend plezier en steeds opnieuw de opgerakelde herinnering aan de gift. En bovendien kan het meteen uit het pakpapier worden geopend en gespeeld. [2] 
    • Klaver was, zo onthulde hij gisteravond grijnzend in talkshow RTL Late Night, erg verbaasd toen uit het pakpapier een pyjama met eikeltjesprint tevoorschijn kwam. "Ik dacht: wat heb ik daar aan? Vervolgens heb ik de pyjama maar aangetrokken en de rest van de avond aangehouden."[3] 
Synoniemen
  • inpakpapier, geschenkpapier, cadeaupapier
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord pakpapier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 21 november 2015 Dirk Vandycke
  3. Tubantia Tom Tates 27 juni 17
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.