pakker

Niet te verwarren met: Packer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pak·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van pakken met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord pakker pakkers
verkleinwoord pakkertje pakkertjes

Zelfstandig naamwoord

pakker m [1]

  1. (beroep) inpakker
  2. omhelzing
    • Geef oma eens een pakkertje 
Hyponiemen
  • haringpakker, overpakker, papierpakker, theepakker, vispakker, vorenpakker
Verwante begrippen
  • mannelijke vorm van pakster

Gangbaarheid

  • Het woord pakker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Deens

Woordafbreking
  • pak·ker

Zelfstandig naamwoord

pakker, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van pakke

Noors

Woordafbreking
  • pak·ker
Naar frequentie 3215

Zelfstandig naamwoord

pakker, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van pakke
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.