tomar
Portugees
Spaans
Uitspraak
- IPA: /toˈmaɾ/
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tomar |
tomaba |
tomado |
volledig |
Werkwoord
tomar
Woordafbreking
- to·mar
- onovergankelijk (~ a/por) inslaan, afslaan (naar)
- ontlenen (aan)
- innemen, drinken
- (plantkunde), wortel schieten
- overgankelijk nemen, afnemen, pakken
- (militair), innemen, veroveren
- drinken; vooral alcohol
- reizen met
- «Yo tomo el tren.»
- Ik neem de trein.
- «Yo tomo el tren.»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.