ouder

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ouder    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈʌʊ̯.dər/, (nevenuitspraak als bijvoeglijk naamwoord) /ˈʌʊ̯.β̞ər/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈɔʊ̯.dər/
    • (Limburg): /ˈaʊ̯.dər/
Woordafbreking
  • ou·der
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vader of moeder’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ouder ouders
verkleinwoord oudertje oudertjes

Zelfstandig naamwoord

ouder m

  1. (familie) de moeder of vader van een kind
Hyponiemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

ouder

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van oud
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord ouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.