gastouder
Nederlands
Woordafbreking
- gast·ou·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gast en ouder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gastouder | gastouders |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
gastouder m
- (beroep) iemand die tijdelijk andermans kinderen onder zijn hoede neemt
Afgeleide begrippen
- gastouderbureau, gastouderopvang, gastouderproject
Gangbaarheid
- Het woord gastouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gastouder' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.