gastouder

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gast·ou·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gastouder gastouders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

gastouder m

  1. (beroep) iemand die tijdelijk andermans kinderen onder zijn hoede neemt
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord gastouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.