oorlog
Nederlands
Woordafbreking
- oor·log
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘strijd tussen volkeren of staten’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- afgeleid van 'log' (afl. van leggen) met het voorvoegsel oor- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oorlog | oorlogen |
verkleinwoord | oorlogje | oorlogjes |
Zelfstandig naamwoord
oorlog m
- (militair) een gewapende strijd tussen twee of meer bevolkingsgroepen en/of tussen twee of meer landen
- Een oorlog is altijd voor niets, terwijl de strijdende partijen denken dat het over alles gaat.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
Koude oorlog
- Langlopend en hevig conflict tussen twee naties, waarbij het echter niet tot een gewapende strijd ("warme oorlog") komt
Vertalingen
1. een gewapende strijd tussen twee of meer bevolkingsgroepen en/of tussen twee of meer landen
|
|
Gangbaarheid
- Het woord oorlog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'oorlog' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Nedersaksisch
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.