strijd
Nederlands
Woordafbreking
- strijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | strijd | strijden |
verkleinwoord | strijdje | strijdjes |
Zelfstandig naamwoord
strijd m
- een handgemeen
- Wie de strijd tussen die twee broers zou winnen was nog niet duidelijk.
- een militair treffen, kamp, veldslag
- De strijd tussen de Israëli en de Palestijnen is nog niet gestreden.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een handgemeen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
strijden |
strijd
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van strijden
- Ik strijd.
- gebiedende wijs van strijden
- Strijd!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van strijden
- Strijd je?
Gangbaarheid
- Het woord strijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'strijd' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.