krijg
Nederlands
Woordafbreking
- krijg
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘oorlog’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krijg | krijgen |
verkleinwoord | krijgje | krijgjes |
Hyponiemen
- Boerenkrijg, burgerkrijg
Afgeleide begrippen
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
krijgen |
krijg
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krijgen
- Ik krijg.
- gebiedende wijs van krijgen
- Krijg!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krijgen
- Krijg je?
Gangbaarheid
- Het woord krijg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'krijg' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.