nemen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nemen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'nemə(n)/
  • IPA: /ˈne.mə(n)/
Woordafbreking
  • ne·men
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘grijpen, gebruiken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: nemen
Oudnederlands: neman
Germaans: *nemanan
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: nim, numb (Angelsaksisch: niman), Duits: nehmen, (Oudhoogduits: neman), Fries: nimme (Oudfries: nema)
Noord: Deens: nemme, (Oudnoords: nema), IJslands/Faeröers: nema
Oost: Gotisch: niman
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nemen
/'nemə(n)/
nam
/nɑm/
genomen
/ɣə'nomə(n)/
klasse 4 volledig

Werkwoord

nemen [2]

  1. (palindroom) overgankelijk iets vastpakken met de handen
    • Wij nemen de de dozen uit de kast en zetten ze op tafel. 
  1. (militair) veroveren
    • Maar hij wantrouwde hem in de allereerste plaats. Omdat Pradelle van aanvallen hield. Stormenderhand nemen, bestormen, veroveren, hij deed niets liever. [3] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • in het ootje nemen
  • op de hak nemen
  • op de korrel nemen
  • op de schop nemen
  • poolshoogte nemen
  • intrek nemen in
gaan wonen in
  • Als je hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand
als je iemand een beetje helpt, wil diegene altijd je hulp
  • Een loopje met iemand nemen
zich weinig van iemand aantrekken (die de leiding heeft)
  • Een slaapmutsje nemen
een borreltje nemen voor het slapen gaan
  • Geen blad voor de mond nemen
precies zeggen hoe er over iets gedacht wordt
  • Het heft in eigen hand(en) nemen
de leiding nemen
  • Iemand in de arm nemen
iemand de hulp vragen om te ondersteunen
  • Iemand in de boot nemen
met iemand een grap uithalen
  • Iemand in de maling nemen
iemand voor de gek houden
  • Iemand in het ooitje nemen
met iemand een grap uithalen of voor de gek houden
  • Iemand onder handen nemen
iemand flink aanpakken
  • Iemand onder zijn vleugels nemen
iemand beschermen of verzorgen
  • Iemand op de hak nemen
iemand er van tussen nemen of over iemand praten in uiting van spot
  • Iemand op sleeptouw nemen
omdat iemand het alleen niet lukt diegene helpen ofwel: iemand steeds maar dingen beloven zonder die na te komen ofwel: iemand gebruiken voor eigen belang zonder dat die het doorheeft
  • Iemand te grazen nemen
iemand een gemene streek leveren, op gemene manier er tussen nemen
  • Iets met een korreltje zout nemen
iets beschouwen als overdreven
  • Iets of iemand op de korrel nemen
Kritiek op iets of iemand hebben
  • Iets onder de loep nemen
iets nauwkeurig onderzoeken
  • Op de koop toe nemen
Een onbedoeld gevolg accepteren
  • Poolshoogte nemen
(Eerst) kijken hoe de situatie is
  • Te veel hooi op de vork nemen
meer willen doen dan je aankan, te veel werk op zich nemen, de hoeveelheid werk niet aankunnen
  • Zijn draai nemen
van mening veranderen
Spreekwoorden
  • gedane zaken nemen geen keer
    wat gebeurd is, kan je niet meer ongedaan maken
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord nemen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.