voornemen
Nederlands
Woordafbreking
- voor·ne·men
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voor en nemen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
voornemen |
nam voor |
voorgenomen |
klasse 4 | volledig |
Werkwoord
voornemen
- wederkerend zich ~: van plan zijn iets te gaan doen
- Hij had zich dat voorgenomen.
Vertalingen
1. van plan zijn iets te gaan doen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voornemen | voornemens |
verkleinwoord | voornementje | voornementjes |
Zelfstandig naamwoord
voornemen o
- iets dat iemand heeft voorgenomen of iets dat iemand van plan is om uit te voeren
- De meeste rokers hebben het voornemen ooit nog eens te stoppen met hun ongezonde gewoonte. Velen hebben al diverse pogingen gedaan, maar zijn toch weer in hun verslaving teruggevallen. Stoppen met roken, dat is voor de meesten makkelijker gezegd dan gedaan.[1]
Vertalingen
1. iets dat iemand heeft voorgenomen of iets dat iemand van plan is om uit te voeren
Gangbaarheid
- Het woord voornemen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'voornemen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Sander Voormolen 2 maart 2018 Waarom rokers wel willen stoppen maar er niet in slagen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.