afnemen
Nederlands
Woordafbreking
- af·ne·men
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en nemen ww [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afnemen |
nam af |
afgenomen |
klasse 4 | volledig |
Werkwoord
afnemen
- overgankelijk iemand iets ~: iemand iets doen verliezen
- Hem werd zijn auto afgenomen.
- overgankelijk een bepaalde hoeveelheid kopen bij een producent
- De landbouw neemt veel producten af van de chemische industrie.
- overgankelijk van een bepaalde plaats verwijderen, afdoen, wegnemen
- Ik heb zojuist stof afgenomen.
- de hoed afnemen.
- overgankelijk plechtig laten afleggen, doen ondergaan (examen, verhoor, eed)
- Hem werd een eed afgenomen.
- ergatief minder groot of talrijk worden, verminderen
- Het geweld in Bosnië is gelukkig sterk afgenomen.
- ergatief afvallen (in lichaamsgewicht afnemen)
Vertalingen
3. verwijderen, afdoen, wegnemen
5. verminderen
Gangbaarheid
- Het woord afnemen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afnemen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.