mus
Nederlands
Woordafbreking
- mus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mus | mussen |
verkleinwoord | musje | musjes |
Zelfstandig naamwoord
mus m
- (vogels) Passeridae
, een zangvogel behorend tot de wevervogels die zelden ver van de mensen nestelt.
- Wij hebben vaak mussen in de achtertuin.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- mussenhagel, mussenhemel, mussenkop, mussenverschrikker
Vertalingen
1. Passeridae, een zangvogel behorend tot de wevervogels die zelden ver van de mensen nestelt
Gangbaarheid
- Het woord mus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mus' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Latijn
Uitspraak
- IPA: /muːs/
Woordafbreking
- mus
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | mūs | mūrēs |
genitief | mūris | mūrium |
datief | mūrī | mūribus |
accusatief | mūrem | mūrēs |
vocatief | mūs | mūrēs |
ablatief | mūre | mūribus |
Uitdrukkingen en gezegden
- [2]: mus rusticus
veldmuis
- [2]: mus urbanus
stadsmuis
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /mʉːs/
Woordafbreking
- mus
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord mús
Naar frequentie | 2824 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | mus | m: musen v: musa |
mus | musene |
genitief | mus' | m: musens v: musas |
mus' | musenes |
Zelfstandig naamwoord
mus m / v
- (dierkunde), (zoogdieren), (knaagdieren) muis
- (informatica) muis, computermuis
- (informeel), (eufemisme) een vulgair woord voor vrouwelijk geslachtsdeel
Zelfstandig naamwoord
mus mv
- (dierkunde), (zoogdieren), (knaagdieren) Muridae
, een taxonomische familie van knaagdieren
Synoniemen
- Nynorsk: mysefamilien
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /mʉːs/
Woordafbreking
- mus
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van de Oudnoorse woorden mús, (enk) en mýss, (mv)
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | mus | musa | mus myser |
musene mysene |
Zelfstandig naamwoord
mus v
- (dierkunde), (zoogdieren), (knaagdieren) muis
- (informatica) muis, computermuis
- (informeel), (eufemisme) een vulgair woord voor vrouwelijk geslachtsdeel
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.