mus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mus    (hulp, bestand)
  • IPA: /mʏs/
Woordafbreking
  • mus
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mus mussen
verkleinwoord musje musjes

Zelfstandig naamwoord

mus m

  1. (vogels) Passeridae , een zangvogel behorend tot de wevervogels die zelden ver van de mensen nestelt.
    • Wij hebben vaak mussen in de achtertuin. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • mussenhagel, mussenhemel, mussenkop, mussenverschrikker
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Latijn

Uitspraak
  • IPA: /muːs/
Woordafbreking
  • mus

Zelfstandig naamwoord

mūs m

  1. (knaagdieren) muis
  2. (knaagdieren) rat, marter, sabelmarter e.a.
Verbuiging
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: mus rusticus
veldmuis
  • [2]: mus urbanus
stadsmuis


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /mʉːs/
Woordafbreking
  • mus
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord mús
Naar frequentie 2824
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   mus     m: musen
v: musa  
  mus     musene  
genitief   mus'     m: musens
v: musas  
  mus'     musenes  

Zelfstandig naamwoord

mus m / v

  1. (dierkunde), (zoogdieren), (knaagdieren) muis
  2. (informatica) muis, computermuis
  3. (informeel), (eufemisme) een vulgair woord voor vrouwelijk geslachtsdeel

Zelfstandig naamwoord

mus mv

  1. (dierkunde), (zoogdieren), (knaagdieren) Muridae , een taxonomische familie van knaagdieren
Schrijfwijzen
  • mysefamilien
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

mus, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van mus


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /mʉːs/
Woordafbreking
  • mus
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van de Oudnoorse woorden mús, (enk) en mýss, (mv)
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   mus     musa     mus
myser  
  musene
mysene  

Zelfstandig naamwoord

mus v

  1. (dierkunde), (zoogdieren), (knaagdieren) muis
  2. (informatica) muis, computermuis
  3. (informeel), (eufemisme) een vulgair woord voor vrouwelijk geslachtsdeel

Zelfstandig naamwoord

mus, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van mus
Schrijfwijzen
  • myser


Zweeds

Zelfstandig naamwoord

mus, g

  1. (dierkunde) muis
  2. (informatica) muis, computermuis
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.