huismus

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·mus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huismus huismussen
verkleinwoord huismusje huismusjes

Zelfstandig naamwoord

huismus v/m

  1. (vogels) Passer domesticus , een kleine zangvogel die liefst in de buurt van de mensen leeft
  2. (figuurlijk) iemand die het liefst thuis blijft
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord huismus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.