levantar
Spaans
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
levantar |
levantaba |
levantado |
volledig |
Werkwoord
levantar
Woordafbreking
- le·van·tar
- overgankelijk
- «leventar pesas»
- gewichtheffen
- «leventar pesas»
- oprichten, overeind zetten, rechtop zetten
- «levantar un club deportivo»
- een sportclub oprichten
- «levantar un club deportivo»
- opwerpen
- «levantar una barricada»
- een barricade opwerpen
- «levantar una barricada»
- opbreken
- «levantar el campamento »
- het kamp opbreken
- «levantar el campamento »
- opheffen (van de zitting)
- «levantar la sesión»
- de zitting opheffen
- «levantar la sesión»
- afruimen
- «levantar la mesa»
- de tafel afruimen
- «levantar la mesa»
- opheffen (van verbod), kwijtschelden (van straf)
- «levantar la prohibición»
- het verbod opheffen
- «levantar la prohibición»
- vrijgeven (van lijk)
- «levantar una acta notarial»
- een notariële akte opstellen
- «levantar una acta notarial»
- opjagen (van wild)
- «levantar un edificio»
- een gebouw optrekken
- «levantar un edificio»
- verwijderen
- « levantar un vendaje»
- een verband verwijderen
- « levantar un vendaje»
- veroorzaken
- «levantar una hinchazón»
- een gezwollen plek veroorzaken
- «levantar una hinchazón»
- rekruteren
- couperen, afnemen (van speelkaarten)
- opruien
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.