couperen
Nederlands
Woordafbreking
- cou·pe·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afsnijden (van delen van dieren), afnemen (van kaarten)’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Franse couper (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
couperen |
coupeerde |
gecoupeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
couperen overgankelijk [3]
- het (operatief) verwijderen van uitstekende lichaamsdelen bij een dier, zoals de staart of oren
- (spel) voor het uitdelen het pak met de reeds geschudde kaarten in tweeën opsplitsen door een stapeltje van het pak af te halen dat vervolgens weer onder de andere kaarten geschoven wordt
- gedeelten wegknippen uit (een toneelstuk of film)
- versnijden
Gangbaarheid
- Het woord couperen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'couperen' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.