lamlendig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lam·len·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘futloos’ voor het eerst aangetroffen in 1879 [1]
  • Samenstellende afleiding van lam en lende met het achtervoegsel -ig : niet in staat zijn lendenen te gebruiken, impotent [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen lamlendiglamlendigerlamlendigst
verbogen lamlendigelamlendigerelamlendigste
partitief lamlendigslamlendigers-

Bijvoeglijk naamwoord

lamlendig

  1. lui, passief, futloos en zonder inspiratie
  2. beroerd, bedrukkend
    • Het werd een lamlendige zondagnamiddag. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord lamlendig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.