lamsbout

Nederlands

lamsbout
Uitspraak
Woordafbreking
  • lamsĀ·bout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lamsbout lamsbouten
verkleinwoord lamsboutje lamsboutjes

Zelfstandig naamwoord

lamsbout m [1]

  1. het vlees van de bilpartij of bovenbeen van een lam
    • Als hoofdgerechten aan de ene kant goed gegaarde lamsbout waarbij aardappel en champignonsaus en gesmolten kaas. Deze toch echt niet kinderachtige hap valt in het niet bij wat de ander krijgt voorgezet: Thessalonikiotiko, een gerecht dat in de stad Thessaloniki populair zou zijn.[2] 
    • Wat zullen we eens eten vanavond? Iedere dag in de Volkskrant een verrassend recept. Lamsbout met komkommer en harissayoghurt (Hoofdgerecht voor 4 personen)[3] 
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord lamsbout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Dirk de Moor 05-OKTOBER-2015
  3. Volkskrant Marcus Huibers 14 juli 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.