eigen
Nederlands
Woordafbreking
- ei·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘van het subject’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
- Afkomstig van Oudnederlands *eigan, voltooid deelwoord van het werkwoord *eigan ('bezitten'), van Germaans *aiganan. [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | eigen | eigener | eigenst |
verbogen | eigenere | eigenste | |
partitief | eigens | eigeners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
eigen
- op zichzelf betrekking hebbend, van jezelf
- Eigen huis.
- Vakantie in eigen land.
- typisch (voor)
- Experimenteren is eigen aan de leeftijd.
- Iedere streek heeft iets eigens.
Opmerkingen
- Net als voltooide deelwoorden op -en krijgt "eigen" geen buigings-e als bijvoeglijk naamwoord, gesubstantiveerd kan het dat wel krijgen.
Hyponiemen
- bloedeigen, hoogsteigen, laddereigen, lichaamseigen, lijfeigen, taaleigen, tijdeigen, vaneigens, volkseigen, vrijeigen
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- De hand in eigen boezem steken
De schuld bij zichzelf zoeken
- De splinter in andermans oog wel zien, maar niet de balk in het eigen
over kleine fouten van een ander vallen, terwijl de eigen grote fouten niet worden gezien
- Een koekje van eigen deeg geven/krijgen
behandelt worden zoals je anderen behandelt
- [1] eigen haardthuis, gezin en woning
- eigen roem (lof) stinkt
door over jezelf op te scheppen maak je een nare indruk
- Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.
men moet zich niet zorgen maken over de toekomst
- Het heft in eigen hand(en) nemen
de leiding nemen
- Iemand in zijn eigen vet gaar smoren/laten koken
iemand niet helpen, maar zelf diens situatie laten ondervinden
- Nog niet op eigen benen kunnen staan
nog niet zichzelf volledig zelfstandig kunnen redden
- Op eigen houtje
- Op eigen wieken drijven
zich volledig kunnen redden van het geld dat iemand verdient
- Over zijn eigen schaduw heen springen
- Zijn eigen boontjes wel kunnen doppen
Menen dat men andermans hulp niet nodig heeft
- Zijn eigen glazen ingooien
het voor zichzelf bederven
- Zijn eigen graf graven/delven
het voor zichzelf bederven
- Zijn eigen nest bevuilen
vervelende dingen over de eigen familie zeggen
- Zijn eigen straatje vegen
zijn eigen werk doen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
eigenen |
eigen
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eigenen
- Ik eigen.
- gebiedende wijs van eigenen
- Eigen!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eigenen
- Eigen je?
Gangbaarheid
- Het woord eigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'eigen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.