betrekking

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  betrekking    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /bə.ˈtrɛ.kɪŋ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /bə.ˈtrɛ.kɪŋ/
    • (Limburg): /bə.ˈtrɛ.kɪŋ/
Woordafbreking
  • be·trek·king
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘werkkring’ voor het eerst aangetroffen in 1866 [1]
  • Naamwoord van handeling van betrekken met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord betrekking betrekkingen
verkleinwoord betrekkinkje betrekkinkjes

Zelfstandig naamwoord

betrekking v

  1. een band of relatie
    • Dat land heeft geen diplomatieke betrekkingen met Nederland. 
  1. een bezigheid waaruit men inkomsten haalt, de baan, ambt, post, werkkring
    • Ze heeft momenteel een tijdelijke betrekking. 
  1. een verband
    • Dit zeg ik u met betrekking tot uw vraag. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • betrekkingswaan
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord betrekking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.