eigennaam
Nederlands
Woordafbreking
- ei·gen·naam
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘individuele naam’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- samenstelling van eigen en naam [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eigennaam | eigennamen |
verkleinwoord | eigennaampje | eigennaampjes |
Zelfstandig naamwoord
eigennaam m [3]
- (taalkunde) een naam waardoor men een mens, dier of ding zich van andere van dezelfde soort onderscheidt
- Omdat Rome een eigennaam is, wordt het met een hoofdletter geschreven.
Vertalingen
1. een naam waardoor men een mens, dier of ding zich van andere van dezelfde soort onderscheidt
Gangbaarheid
- Het woord eigennaam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'eigennaam' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.