bizon
![](../I/m/American_bison_k5680-1.jpg)
bizon
Nederlands
Woordafbreking
- bi·zon
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘herkauwer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1770 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bizon | bizons |
verkleinwoord | bizonnetje | bizonnetjes |
Zelfstandig naamwoord
bizon m
- (zoogdieren) Bison bison, wilde buffel, vrij zwaar rund met brede massieve gehoornde kop
- Omstreeks 1830 zwierven er waarschijnlijk 40 tot 60 miljoen bizons door de uitgestrektheid van Noord-Amerika. Toen begon de grote slachtpartij. Een tactiek van het leger van de VS in de strijd tegen opstandige indianen. Jagers die bizons afschoten verdienden niet alleen geld met het vlees, maar werden bovendien beloond met premies. In 1898 waren er minder dan 1.000 van deze dieren over. [2]
Vertalingen
1. Bison bison, wilde buffel, vrij zwaar rund met brede massieve gehoornde kop
Gangbaarheid
- Het woord bizon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bizon' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /bɪzɔn/
Woordafbreking
- bi·zon
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Engelse bison
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
nominatief | bizon | bizoni / bizonové | |
genitief | bizona | bizonů | |
datief | korte vorm | bizonu | bizonům |
lange vorm | bizonovi | ||
accusatief | bizona | bizony | |
vocatief | bizone | bizoni / bizonové | |
locatief | korte vorm | bizonu | bizonech |
lange vorm | bizonovi | ||
instrumentalis | bizonem | bizony |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.