begrip

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·grip
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘inzicht, idee’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • Naamwoord van handeling van begrijpen.
enkelvoud meervoud
naamwoord begrip begrippen [2]
verkleinwoord begripje begripjes

Zelfstandig naamwoord

begrip o

  1. het verstaan of begrijpen van iets
    • We zijn hiermee duidelijk tot een beter begrip van de zaak gekomen. 
  1. datgene wat men ergens onder verstaat of hoe men iets kent
    • Wikipedia en WikiWoordenboek zijn nog vrij nieuwe begrippen, maar zij hebben snel bekendheid gekregen. 
  1. inlevingsvermogen
    • Die man heeft geen enkel begrip voor anderen 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord begrip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Limburgs

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /bɐˈɣrɪ̀p/ (Etsbergs)
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Nederlands.

Zelfstandig naamwoord

begrip o

  1. (Hooglimburgs) begrip
Verbuiging


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

begrip

  1. begrip; datgene wat men ergens onder verstaat of hoe men iets kent


Stellingwerfs

Zelfstandig naamwoord

begrip

  1. begrip; datgene wat men ergens onder verstaat of hoe men iets kent
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.