begrijpen

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
begrijpenbegrijpend
begripbegrepen
-begrijpelijk
Uitspraak
  • Geluid:  begrijpen    (hulp, bestand)
  • IPA: /bə.χrɛɪ.pə(n)/
Woordafbreking
  • be·grij·pen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘vatten, omvatten’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Afgeleid van grijpen met het voorvoegsel be-.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
begrijpen
begreep
begrepen
klasse 1 volledig

Werkwoord

begrijpen

  1. overgankelijk met het verstand vatten, snappen
    • Hij begreep het pas na een lange uitleg. 
  1. omvatten, tot iets tellen, rekenen
    • De onkosten zijn eronder (or erin) begrepen. 
  1. bevatten, inhouden
    • Vijf is zesmaal in dertig begrepen. 
  1. voelen wat iemand denkt of wil
    • Je begrijpt me ook nooit! roept de vrouw tegen haar man. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord begrijpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.