idee
![]() |
![](../I/m/IDEE2_dessin_herisson_idee_CFZ.jpg)
idee
Nederlands
Woordafbreking
- idee
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voorstelling, denkbeeld’ voor het eerst aangetroffen in 1485 [1]
- Via het Latijnse idea van het Oudgriekse ἰδέα, wat weer is afgeleid van εἴδω "ik zie". De stam is dezelfde als bijv. in weten en het Latijnse videre. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | idee | ideeën |
verkleinwoord | ideetje | ideetjes |
Zelfstandig naamwoord
idee
- o; gedachte, plan
- Het zien van de film bracht hem op een nieuw idee.
- v; (filosofie) een verondersteld basisbeeld
Afgeleide begrippen
- ideaal, idee-fixe, ideeloos, ideeëloos, ideeënbus, ideeëngeschiedenis, ideeënleer, ideeënroman, ideeënstrijd, ideeënwereld, ideëel
Vertalingen
1. gedachte, plan
Gangbaarheid
- Het woord idee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'idee' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
idear |
idee
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van idear
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van idear
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van idear
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.