inbegrip

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·be·grip
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inbegrip
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

inbegrip v/m

  1. met inbegrip van = inclusief
    • Iedereen is uitgenodigd voor de diplomauitreiking met in begrip van familieleden, docenten en medecursisten. 

Gangbaarheid

  • Het woord inbegrip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
73 %van de Nederlanders;
76 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.