arbeider
Nederlands
Woordafbreking
- ar·bei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arbeider | arbeiders |
verkleinwoord | arbeidertje | arbeidertjes |
Zelfstandig naamwoord
arbeider m
- Voor ongeschoolde arbeiders is er tegenwoordig weinig werk te vinden.
Hyponiemen
|
|
|
|
|
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Vertalingen
1. iemand die voor een loon arbeid levert
|
|
Gangbaarheid
- Het woord arbeider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'arbeider' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ɑɾˈbæjdəɾ /
Woordafbreking
- ar·bei·der
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie | 1569 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | arbeider | arbeideren | arbeidere | arbeiderne |
genitief | arbeiders | arbeiderens | arbeideres | arbeidernes |
Antoniemen
- [1]: funksjonær
Afgeleide begrippen
|
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ɑɾˈbæjdəɾ /
Woordafbreking
- ar·bei·der
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.