arbeider

arbeider

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  arbeider    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑrbɛidər/
Woordafbreking
  • ar·bei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord arbeider arbeiders
verkleinwoord arbeidertje arbeidertjes

Zelfstandig naamwoord

arbeider m

  1. (beroep) iemand die voor een loon arbeid levert
    • Voor ongeschoolde arbeiders is er tegenwoordig weinig werk te vinden. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • medearbeider
  • metaalarbeider
  • plantagearbeider
  • priester-arbeider
  • seizoenarbeider
  • spoorwegarbeider
  • staalarbeider
  • textielarbeider
  • transportarbeider
  • vakarbeider
  • veenarbeider
  • veldarbeider
Afgeleide begrippen
  • arbeidersaandeel
  • arbeidersactie
  • arbeidersassociatie
  • arbeidersbank
  • arbeidersbasis
  • arbeidersbescherming
  • arbeidersbevolking
  • arbeidersbeweging
  • arbeidersbond
  • arbeidersbuurt
  • arbeiderscafé
  • arbeiderscentrale
  • arbeiderscentrum
  • arbeiderscoalitie
  • arbeidersconfederatie
  • arbeiderscontract
  • arbeiderscontrole
  • arbeiderscoöperatie
  • arbeiderscultuur
  • arbeidersdorp
  • arbeiderseenheid
  • arbeiderseis
  • arbeidersfamilie
  • arbeidersgedelegeerde
  • arbeidersgedrag
  • arbeidersgemeenschap
  • arbeidersgezin
  • arbeidersgroep
  • arbeidershand
  • arbeidershuis
  • arbeidershulp
  • arbeidersjeugd
  • arbeidersjongen
  • arbeidersjongere
  • arbeiderskaart
  • arbeiderskern
  • arbeiderskind
  • arbeidersklas
  • arbeidersklasse
  • arbeiderskoor
  • arbeiderskorps
  • arbeiderskring
  • arbeidersleider
  • arbeidersmassa
  • arbeidersmilieu
  • arbeidersontwikkeling
  • arbeidersoppositie
  • arbeidersorganisatie
  • arbeidersparadijs
  • arbeiderspartij
  • arbeiderspers
  • arbeidersraad
  • arbeiderssecretariaat
  • arbeiderssolidariteit
  • arbeidersspek
  • arbeidersstaat
  • arbeidersstad
  • arbeidersstand
  • arbeiderstrein
  • arbeidersunie
  • arbeidersvereniging
  • arbeidersvertegenwoordiger
  • arbeidersvolk
  • arbeidersvrouw
  • arbeidersweduwe
  • arbeiderswereld
  • arbeiderswijk
  • arbeiderswoning
  • arbeiderszelfbeheer
  • arbeiderszelfbestuur
  • arbeiderszoon
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord arbeider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ɑɾˈbæjdəɾ /
Woordafbreking
  • ar·bei·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van het Noorse werkwoord arbeide met het achtervoegsel -er
Naar frequentie 1569
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   arbeider     arbeideren     arbeidere     arbeiderne  
genitief   arbeiders     arbeiderens     arbeideres     arbeidernes  

Werkwoord

arbeider

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van arbeide

Zelfstandig naamwoord

arbeider, o

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van arbeid
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

arbeider

  1. arbeider
  2. (dierkunde) werkbij
Antoniemen
  • [1]: funksjonær
Afgeleide begrippen
Opmerkingen


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ɑɾˈbæjdəɾ /
Woordafbreking
  • ar·bei·der

Werkwoord

arbeider

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van arbeida

Werkwoord

arbeider

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van arbeide
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.