bouwvakarbeider

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·vak·ar·bei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwvakarbeider bouwvakarbeiders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bouwvakarbeider m [1]

  1. (beroep) werker in de bouw

Gangbaarheid

  • Het woord bouwvakarbeider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.