aanhanger
Nederlands
Woordafbreking
- aan·han·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanhanger | aanhangers |
verkleinwoord | aanhangertje | aanhangertjes |
Zelfstandig naamwoord
aanhanger m
- iemand die gelooft in een bepaald idee, of die een bepaalde groep of persoon steunt
- Een aanhanger van het communisme, een aanhanger van het CDA.
- Het parlement werd bestormd door woedende aanhangers van de president.
- (transport) rijdend object dat achter de auto gehangen kan worden voor het vervoeren van goederen
Afgeleide begrippen
- [1] aanhang
Verwante begrippen
- [1] adept, discipel, fan, gelovige, lidmaat, medestander, navolger, volgeling, lid, supporter, trawant, volger
- [2] oplegger
Vertalingen
1. iemand die gelooft in een bepaald idee, of die een bepaalde groep of persoon steunt.
2. rijdend object dat achter de auto gehangen kan worden voor het vervoeren van goederen.
Gangbaarheid
- Het woord aanhanger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanhanger' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.