adept
Nederlands
Woordafbreking
- adept
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘ingewijde’ voor het eerst aangetroffen in 1660 [1]
- Afkomstig van het Latijnse adeptus [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | adept | adepten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
adept m
- ingewijde in de geheimen van een kunst of wetenschap van een sekte; in het bijzonder beoefenenaar der alchemie
Gangbaarheid
- Het woord adept staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'adept' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
Engels
Uitspraak
- Geluid: adept (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /ˈædɛpt/
- SAMPA: /"{dEpt/
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Franse adepte.
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
adept | more adept | most adept |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.