lidmaat
Nederlands
Woordafbreking
- lid·maat
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘lid van een protestants kerkgenootschap’ voor het eerst aangetroffen in 1648 [1]
- samenstelling van lid en maat [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lidmaat | lidmaten |
verkleinwoord | lidmaatje | lidmaatjes |
Zelfstandig naamwoord
lidmaat m
- iemand die lid is van een organisatie, voornamelijk een kerk
- De kerk heeft een bescheiden aantal lidmaten gewonnen.
Vertalingen
1. iemand die lid is van een organisatie, voornamelijk een kerk
Gangbaarheid
- Het woord lidmaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lidmaat' herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.