Slag bij Waterloo

De Slag bij Waterloo was een veldslag bij Waterloo, een plaatsje destijds gelegen in de Zuidelijke Nederlanden, tegenwoordig in België. Napoleon Bonaparte werd hier op 18 juni 1815 definitief verslagen door een coalitie van enerzijds Britse, Hannoverse, Nederlandse en diverse Duitse eenheden onder opperbevel van de hertog van Wellington en anderzijds een Pruisisch leger onder commando van maarschalk Gebhard Leberecht von Blücher. De 19e-eeuwse Britse historicus Edward Creasy rekende de Slag bij Waterloo onder de vijftien meest beslissende veldslagen in de wereldgeschiedenis.

Slag bij Waterloo
Onderdeel van de Napoleontische oorlogen (7e Coalitie), Honderd Dagen
De Slag bij Waterloo door William Sadler
Datum18 juni 1815
LocatieWaterloo, België
ResultaatOverwinning voor de 7e Coalitie
Strijdende partijen
Frankrijk Zevende Coalitie:
 Verenigd Koninkrijk
Pruisen
 Nederland
Hannover
Brunswijk
Nassau
Leiders en commandanten
Napoleon Bonaparte
Michel Ney
Arthur Wellesley
Gebhard von Blücher
de Prins van Oranje
Troepensterkte
73.000 67.000 geallieerden
60.000 Pruisen (48.000 ingezet rond 18:00)
Verliezen
25.000 dood of gewond, 8000 gevangen 22.000 dood of gewond
Kaart van de campagne

Na in 1814 verbannen te zijn naar Elba, keerde Napoleon in maart 1815 naar Frankrijk terug. Hij installeerde zich daar opnieuw als keizer van Frankrijk. De andere Europese mogendheden vormden de Zevende Coalitie, met als doel Napoleon definitief te verslaan. Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden mobiliseerde op 25 maart 1815 het leger; Groot-Brittannië en Pruisen trokken legers samen in de zuidelijke Nederlanden, terwijl Oostenrijkse en Russische legers onderweg waren. Gezamenlijk zouden deze op 1 juli 1815 Frankrijk binnen vallen (vanuit Spanje zou ook een offensief plaats hebben). Napoleon besloot ze voor te zijn en trok op 14 juni de grens van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden over bij Charleroi. Hij hoopte de legers van Wellington en Blücher uiteen te drijven om ze apart te kunnen vernietigen maar dat mislukte grotendeels. Zijn linkervleugel werd op 16 juni door de Nederlanders opgehouden in de Slag bij Quatre-Bras. Hij bracht de Pruisen dezelfde dag met zijn rechtervleugel een nederlaag toe in de Slag bij Ligny maar die trokken zich naar het noorden terug om Wellington te blijven bijstaan. Napoleon achtervolgde het Brits-Nederlandse leger op 17 juni met zijn hoofdmacht en liet de Pruisen volgen door maarschalk Emmanuel de Grouchy. Wellington nam een verdedigende positie in op een heuvelrug ten zuiden van Waterloo in de hoop dat de Pruisen hem op tijd te hulp zouden schieten.

Na vertraagd te zijn door hevige regenval liet Napoleon op 18 juni tegen het middaguur de aanval openen. Franse infanterie viel de geallieerde linkervleugel aan en dreigde door te breken. Een flankaanval van Britse zware cavalerie dreef ze echter op de vlucht. Op dat moment arriveerden uit het oosten de eerste Pruisen, die Grouchy ontglipt waren. Grouchy kon zich niet meer op tijd bij de Franse hoofdmacht voegen die daardoor zwaar in de minderheid raakte. Napoleon liet zijn voornaamste infanteriereserve tegen de Pruisen opstellen, om tijd te hebben om de Geallieerde troepen verslaan. Ondanks herhaalde aanvallen van met name de Franse cavalerie bezweken deze uiteindelijk niet. Napoleon beval zijn laatste reserves van de keizerlijke garde op te rukken in een wanhopige poging het tij te keren maar die werden teruggeslagen door onder meer Nederlandse reserves. Tegelijkertijd bezweek de Franse rechterflank onder de groeiende Pruisische overmacht en het Franse leger sloeg op de vlucht.

Napoleon werd in Parijs gedwongen afstand te doen van de troon. De Britten verbanden hem naar Sint-Helena.

Het voorspel

In 1814 was Napoleon Bonaparte na een reeks nederlagen, waaronder de Slag bij Leipzig gevolgd door een aantal nederlagen in Frankrijk, naar het eiland Elba verbannen. Daar volgde hij met interesse de politieke strijd die in Wenen over de landverdeling in Europa was losgebarsten en de groeiende ontevredenheid onder de Franse bevolking over het herstel van het koninkrijk. Hij begreep dat voor hem nog niet alles verloren was. Op 13 februari hoorde hij dat Joseph Fouché een staatsgreep wilde plegen en besloot hem voor te zijn. Op 26 februari 1815 ontsnapte hij van het eiland, en op 1 maart arriveerde hij met een legertje van 800 man in het Franse havenstadje Golfe-Juan. Snel trok hij met zijn persoonlijke garde op naar het noorden, richting Parijs. Maarschalk Michel Ney, commandant van het Franse leger en voormalig maarschalk onder Napoleon, werd opgeroepen om Napoleon tegen te houden, maar liep met zijn gehele leger over. Op 20 maart zetelde Napoleon weer in zijn keizerlijk paleis en was Lodewijk XVIII gevlucht naar Gent.

Na de verbanning van Napoleon naar het eiland Elba hadden de geallieerden hun legers uit Frankrijk teruggetrokken. In de zuidelijke Nederlanden waren nog vijftien Britse bataljons aanwezig. Napoleon bood de andere Europese grote mogendheden vrede aan in ruil voor een berusten in zijn heerschappij over Frankrijk maar die hadden geen enkel vertrouwen in zulke beloften. Ontzet over zijn onverwachts machtsherstel besloot men zich voorgoed van hem te ontdoen. Op het Weense Congres werd Napoleon op 13 maart 1815 vogelvrij verklaard. Engeland, Pruisen, Oostenrijk en Rusland zegden ieder 50.000 man toe om hem weer te verdrijven. Men begon in feite veel grotere legers samen te trekken. Oostenrijk viel Italië binnen en versloeg Joachim Murat, tegelijkertijd een leger van een kwart miljoen man in Zuid-Duitsland opbouwend. Rusland zond een expeditieleger uit van 168.000 man. Het zou echter enkele maanden duren voordat zulke grote legers gemobiliseerd konden worden en van Oostenrijk en Rusland viel voor juli geen bijdrage in de strijd op Frans grondgebied te verwachten. Onder het opperbevel van Wellington, die voor het Verenigd Koninkrijk de onderhandelingen had gevoerd op het Congres van Wenen en op 5 april in Brussel aankwam, werden Britse, Nederlandse, Hannoverse, Brunswijkse en Nassause troepen geconcentreerd in het zuiden van het op 16 maart 1815 uitgeroepen Verenigd Koninkrijk der Nederlanden dat het huidige Nederland, België en Luxemburg omvatte. Tegelijkertijd werden vier Pruisische legerkorpsen, het Leger van de Nederrijn vormend, van 30 maart af opgebouwd bij Luik, Huy, Namen en Charleroi. Een Nederlands voorstel om Frankrijk preventief binnen te vallen werd afgewezen. Op 5 mei kwamen Wellington en Von Blücher tijdens een bijeenkomst te Tienen overeen operationeel samen te werken.

De slagen bij Quatre-Bras en Ligny

Napoleon besloot niet passief af te wachten tot Frankrijk zou worden aangevallen door een overmacht aan geallieerde troepen. Hij wilde zo snel mogelijk, eer de andere staten in Europa klaar waren om Frankrijk binnen te vallen, zelf tot het offensief overgaan. Hij mobiliseerde in twee maanden tijd een leger van 250.000 manschappen[1] en trok met 123.000[1] daarvan naar de Frans-Nederlandse grens. De rest van Frankrijk was daardoor zo goed als onbeschermd, maar hij hoopte dat door een aantal snelle overwinningen de Europese mogendheden snel tot onderhandelingen zou willen overgaan. Daarbij verwachtte hij dat, sinds hij nog steeds getrouwd was met de Oostenrijkse Marie-Louise, Oostenrijk in ieder geval tot onderhandelingen bereid zou zijn, of zich -zoals in 1813,- neutraal zou willen verklaren. Op 14 juni stak hij de grens onverwachts over bij Charleroi. Hij had dit punt gekozen omdat het tussen het Pruisische leger in het oosten en het Brits-Nederlandse leger onder de Hertog van Wellington in het westen lag. Hij hoopte door een snelle opmars te kunnen verhinderen dat die zich verenigden en een strijdmacht vormden die groter was dan de zijne. Zo had hij een kans ze ieder afzonderlijk te verslaan.

Aan de Slag bij Waterloo gingen hierdoor op 16 juni twee andere veldslagen vooraf: de hoofdmacht van Napoleon stuitte op het Pruisische leger van Blücher, dat in de Slag bij Ligny tot de terugtocht gedwongen werd. Blüchers stafchef August Neidhardt von Gneisenau hield echter zijn leger intact en liet het naar het noorden terugvallen zodat het steun kon blijven leveren aan het Engels-Nederlandse leger en zich verenigen met Pruisische versterkingen. Op dezelfde dag besloten de divisiecommandanten van prins Willem eigenmachtig om niet terug te vallen naar Nijvel zoals Wellington hen bevolen had maar het knooppunt van Quatre-Bras te blijven bezetten om de Fransen zo min mogelijk ruimte te bieden en de directe weg naar Brussel bezet te houden. In de Slag bij Quatre-Bras werden de Nederlandse troepen aangevallen door een Franse overmacht onder maarschalk Ney. Ney, die pas op 15 mei het bevel over de Franse linkervleugel gekregen had, rukte echter te omzichtig op, en tegen de tijd dat hij zijn aanval wilde doorzetten had Wellington, die op de 15e te Brussel nog erg verrast was door Napoleons snelle opmars, de tijd gekregen de Nederlanders en Nassauers te versterken met delen van de hoofdmacht van zijn leger tot in totaal zo'n 36.000 man. Ney liep hierdoor vast en kon Napoleon niet bijstaan in het volledig vernietigen van het Pruisische leger.

De opzet van Napoleon mislukte: hij had gehoopt dat Wellington onmiddellijk naar Antwerpen zou terugtrekken en de Pruisen naar Luik. In dat geval had Napoleon zijn aandacht vooral op het Britse leger willen richten om dat te vernietigen, voordat het zich in een haven kon verschansen. De Pruisen trokken echter naar het noorden terug; tegelijkertijd liet Wellington zijn troepen in noordelijke richting marcheren richting Waterloo, om zich met zijn hoofdmacht te verenigen en een positie in te nemen die veel beter verdedigbaar was.

Wellington en Blücher

De Hertog van Wellington in 1814

Napoleon besloot nu alsnog het zwaartepunt naar zijn linkerflank te verleggen en Wellington aan te vallen. Opnieuw moest hij een grote dekkingsmacht apart houden, dit keer tegen de Pruisen. Hij beval maarschalk Emmanuel de Grouchy het terugtrekkende Pruisische leger te achtervolgen met een legermacht van 35.000 man, het Franse 3e en 4e Korps. Daarbij nam hij echter aan dat de Pruisen zich in noordoostelijke richting terugtrokken, richting Luik. De Grouchy begon zich daardoor in feite om de oostelijke flank van het Pruisische leger te bewegen. De Fransen konden zo niet meer voorkomen dat von Blücher zijn leger hergroepeerde, westelijk richting Wellington trok en uiteindelijk de geallieerde legers verenigde. De Fransen daarentegen raakten zelf gescheiden: Grouchy zou niet meer op tijd Napoleon kunnen bereiken, ook omdat zijn opmars erg traag was: op 17 juni legde hij slechts zestien kilometer af en bereikte Gembloers.

Von Blücher

Op zaterdag 17 juni, een dag waarop het vrijwel voortdurend regende, liet hij het geallieerde leger zich terugtrekken en verzamelen achter een natuurlijke glooiing, het plateau van Mont-Saint-Jean ten zuiden van Waterloo. Wellington waren al in de campagne van 1814 de voordelen die deze positie de verdediging bood opgevallen en hij had in 1815 een kaart van het terrein laten vervaardigen. Hij vestigde zijn hoofdkwartier in Waterloo, de reden dat men later van de "Slag bij Waterloo" zou spreken. Wellington vernam in de avond van 17 juni per brief dat Von Blücher zich richting Waver had teruggetrokken en op 18 juni de rechterflank van het Franse leger met zijn hele strijdmacht zou aanvallen. Het was dus zaak om de Franse aanval zo lang mogelijk te weerstaan, totdat de Pruisen zich bij hem zouden voegen. Wellington meende dat zonder Pruisische hulp een succesvolle verdediging onwaarschijnlijk was. Hij had weinig vertrouwen in het Nederlandse leger, dat bestond uit dienstplichtigen en veteranen die tot voor kort nog in het Franse leger hadden gediend; en zijn eigen Britse troepen bestonden, met uitzondering van het King's German Legion en de Brunswijkers, voor een groot uit recent geformeerde eenheden uit Engeland. Van de dertig Britse infanteriebataljons hadden er twaalf weinig tot geen gevechtservaring en de overige waren op sterkte gebracht door het rekruteren van militietroepen. De veteranen van zijn befaamde campagnes in Spanje en Portugal waren tegen de VS uitgestuurd in het kader van de Oorlog van 1812 of afgedankt. Bij elkaar was het volgens hem "welbeschouwd maar een roemloos leger". Wellington stelde zijn leger op langs de weg van Eigenbrakel naar Ohain en wachtte daar de vijand op. Daarbij maakte hij zijn rechterflank het sterkst en wees er de meeste van zijn 156 stuks geschut aan toe, wellicht uit vrees dat Napoleon zijn mogelijke ontsnappingsroutes naar de kust zou afsnijden. Met datzelfde motief plaatste hij nog westelijker een sterke reserve van 17.000 man bij Halle, voornamelijk bestaande uit Nederlandse troepen. Zijn leger bij Mont-Saint-Jean bestond uit ongeveer 25.000 Britten, 6.000 man van het Koninklijke Duitse Legioen, 17.000 man uit het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, 11.000 man uit Hannover, 6.000 man uit Brunswijk en 3.000 man uit het Hertogdom Nassau. Het leger stond opgesteld langs de straatweg van Nivelles naar Ohain, die kruiste met de weg naar Brussel. In het front en op de flanken van deze lijn waren vier vooruitgeschoven versterkte posities, te weten (van oost naar west) Papelotte, La Haye Sainte, Hougoumont en Eigenbrakel; deze posities moesten een Franse aanval verstoren en een omtrekkende beweging voorkomen.

Napoleon op zijn beurt was vol vertrouwen dat hij Wellington kon verslaan, ook zonder de Grouchy een licht numeriek overwicht van 73.000 man. Maar zijn troepen bestonden grotendeels uit inderhaast opgeroepen dienstplichtigen; zowel in zijn linietroepen als in zijn Keizerlijke Garde waren sinds de Russische Veldtocht vrijwel geen geharde veteranen te vinden. Het was hem wel gelukt om in korte tijd voldoende paarden te vinden, maar uiteindelijk was zijn leger allesbehalve hetzelfde als waar hij in voorgaande jaren het bevel over had gevoerd.

Op 17 juni trok Napoleon eerst heel omzichtig naar het westen, na uitgebreid het slagveld van Ligny nog eens bezichtigd te hebben. Toen tot zijn teleurstelling rond 13:00 bleek dat Quatre-Bras helemaal door de Britten ontruimd was, gaf hij zijn cavalerie de opdracht de lange terugtrekkende colonne van de vijandelijke strijdmacht, die zich over de brug bij Genepiën (Genappe) heen moest persen, in de oostelijke flank aan te vallen. De Britse cavalerie dekte echter effectief de aftocht. In de middag barstte rond 15:00 een hevig onweer los dat de opmars van het Franse leger vertraagde. Het was op de 15e en 16e erg warm weer geweest en nu werd de hete lucht verdreven door een koudefront. Daarbij vormde zich vermoedelijk een supercel. De rest van de dag werden de troepen gegeseld door zware stortbuien en valwinden.

In de late avond stuitte de Franse voorhoede op de Britse posities bij Mont-Saint-Jean en het kwam tot een schermutseling. Napoleon, die aannam dat het om een klein achterhoedegevecht ging om de terugtocht te dekken, beval in het duister wat kanonnen af te vuren teneinde een beeld te krijgen van de vijandelijke sterkte. Tot zijn verbazing ontvlamde over de hele horizon geallieerd afweervuur: hij stond tegenover een vijf kilometer breed slagfront. De keizer, die geen detailkaarten had van het gebied, kon dat niet anders verklaren dan als een noodgreep van Wellington waarvan de troepen kennelijk onder de voet dreigden te worden gelopen. Hij wilde dit in eerste instantie uitbuiten door de geallieerden in een nachtaanval te overrompelen maar zijn stafofficieren stonden erop dat zijn eigen doorweekte troepen zouden rusten en gevoed worden. Met grote tegenzin gaf Napoleon hieraan toe, vrezend dat Wellington in de nacht weg zou glippen. Hij verwachtte de geallieerden tegen het, voor een opmars in breed front ondoordringbare geachte, Zoniënwoud te verpletteren. Overigens leidde het vuurcontact ertoe dat er paniek uitbrak in de geallieerde legertros waarvan delen naar Brussel vluchtten, waaronder alle (Nederlandse) batterijen twaalfponders waarover Wellington beschikte.

Napoleon zette zijn hoofdkwartier op in de boerderij Le Caillou in het gehucht Les Flamandes, een mijl ten zuiden van de herberg La Belle Alliance. Om 02:00 bereikte hem daar een bericht van de Grouchy die door middel van verkenningen een beeld had proberen te vormen van de Pruisische bewegingen. Een grote massa soldaten trok wanordelijk richting Luik en de Grouchy nam aan dat het von Blüchers verslagen hoofdmacht betrof. In feite ging het om achtduizend Rijnlanders die na Ligny gedeserteerd waren. In de omgeving van Waver deed zich een opbouw van Pruisische troepen voor. Volgens de Grouchy moest het hier om het nog niet ingezette korps gaan dat kennelijk van plan was de keizer uit het oosten aan te vallen, wellicht ten noorden van Brussel. Hij kondigde aan naar het noorden af te buigen om dit korps bij Waver te onderscheppen. Napoleon werd hierdoor gerustgesteld: het Pruisische leger was verdeeld en met het restant dat nog gevaar zou kunnen opleveren zou de Grouchy afrekenen. Hij keurde de opmars naar Waver goed: de Grouchy moest zich zo weer naar de Franse hoofdmacht toe bewegen, er zich wel van verzekerend dat Pruisen en Britten zich niet konden verenigen.

Waterloo

Napoleon kiest voor een frontale aanval

De nacht van zaterdag 17 op zondag 18 juni regende het nog altijd.[2] De lössachtige bodem was veranderd in bruine modder. Pas in de loop van de ochtend brak de zon door en begon de grond op te drogen. Napoleon had, na een korte slaap, rond 04:30 een algemene aanval om 09:00 bevolen maar op dat tijdstip moesten over de weg van Genappe nog 44.000 man en 169 kanonnen arriveren. Hij gebruikte het oponthoud om ontbijtend in Le Caillou met zijn staf een strategie te bepalen. Napoleon had geen hoge dunk van Wellington, die hij spottend een 'Sepoy-generaal' noemde: "En ik zeg jullie dat Wellington een slecht generaal is, dat de Engelsen slechte troepen zijn en dat we er korte metten mee maken" (Et moi je vous dis que Wellington est un mauvais général, que les Anglais sont de mauvaises troupes et que ce sera l'affaire d'un déjeuner). Hij besloot dan ook om een frontale aanval uit te voeren op de Geallieerde posities, voorafgegaan door schijnaanvallen op de flanken, zodat Wellington zijn centrum zou verzwakken. Napoleon was in het algemeen afkerig van omtrekkende bewegingen tijdens de slag zelf: hij had te vaak zulke manoeuvres van de vijand door een tegenstoot een catastrofale afloop gegeven om niet te beseffen hoe gevaarlijk die waren. In dit geval was er ook weinig ruimte voor een flankbeweging en in de tijd dat het Franse leger moeizaam door de modder zijwaarts trok, kon Wellington alweer naar het noorden ontsnapt zijn. Napoleon besloot daarom een geconcentreerde aanval uit te voeren om snel achter de rug van het Britse centrum de straatweg naar Brussel te bereiken. Hij verwachtte dat het afsnijden van die route tot een ineenstorting van het geallieerde leger zou leiden. Een probleem bleef het gebrek aan kennis over plaatselijke topografie. Daarom werd kroegbaas Jean-Baptiste Decoster met de handen gebonden op een paard gezet zodat hij als vraagbaak kon dienen als de keizer zich over enig punt aangaande de terreinsgesteldheid wilde informeren.

Inleidende aanval op Hougoumont

Om Hougoumont werd vele uren zwaar gevochten

De aankomende eenheden werden, begeleid door militaire bands, met de al aanwezige troepen in slagorde opgesteld en door de keizer geïnspecteerd. Pas om elf uur kon het sein tot de opmars gegeven worden. Ook toen was het echter nog te nat om artillerie snel te kunnen verslepen en er was voor een grote aanval voorlopig te weinig vuursteun. Daarbij was de 4e Divisie nog niet binnen. Het aanvalsplan werd daarom omgegooid: eerst was het de bedoeling geweest om met het Ie Korps en vlak daarachter het VIe Korps over rechts op te rukken, terwijl het IIe Korps op links gelijke hoogte moest houden. Besloten werd nu om als inleidende aanval Napoleons broer en commandant van de 6e Divisie Jérôme Bonaparte de kasteelhoeve Hougoumont in te laten nemen, gelegen vóór de geallieerde rechterflank.

Hougoumont is een groot complex rond een binnenplaats, indertijd omringd door een bos, grachten, dichte hagen en een boomgaard. Het was goed te verdedigen en werd door Wellington speciaal versterkt met Nassauers om de Franse opmars te breken. De inleidende aanval op Hougoumont is wel gezien als een bewuste afleidingsmanoeuvre voor de latere centrale hoofdaanval. Er zijn echter geen bevelen van Napoleon met die strekking bekend en vermoedelijk ging het om een zich min of meer toevallig escalerende strijd waarin de Fransen zich steeds verder lieten verwikkelen. Hougoumont moest toch ingenomen worden, wilde het IIe Korps tijdig de geallieerde hoofdlinie kunnen aanvallen en was snel van La Belle Alliance uit te bereiken over een heuvelruggetje. Op bevel van Jérôme werden meer en meer Franse troepen tegen Hougoumont ingezet. Een eerste aanval werd bloedig afgeslagen. Bij een tweede aanval wisten enkele Franse troepen door de noordelijke poort de binnenplaats binnen te dringen, maar ook deze aanval werd afgeslagen. Een derde aanval via de boomgaard werd onder vuur genomen door de geallieerde artillerie die het complex van de hoofdlinie uit bestreek. Het gevolg was niet dat de geallieerden gedwongen waren hun linies te verzwakken om Hougoumont te versterken, maar juist dat de Fransen een toenemend aantal troepen in deze sector verloren. Jérôme zou in de vroege middag 7.500 man aan de vergeefse aanvallen verspillen die gestopt werden door 1.850 geallieerde verdedigers; rond 16:00 waren deze verhoudingen opgelopen tot 13.000 tegen 3.000 man en was zowat het hele IIe Korps gebonden. Overigens zijn de verhoudingen veel minder extreem als het totaal aan op enig tijdstip in deze sector ingezette infanteriebataljons wordt vergeleken: drieëndertig aan de Franse kant tegenover eenentwintig bij de geallieerden. Wellington zag in dat het grote voordeel van deze positie hierin bestond dat de Fransen verhinderd werden een snelle beslissende opmars uit te voeren en was bereid de lijn er steeds met nieuwe troepen te versterken. Het complex brandde tijdens de gevechten van de middag grotendeels af.

Voorbereidende artilleriebeschieting door een Grande Batterie

Het Canon de 12 Gribeauval 12 cm geschut

Intussen werd er door de Fransen een Grande Batterie verzameld van 76 kanonnen door het Ie, IIe en VIe Korps hun zwaarste geschut te laten afstaan. Napoleon was zijn carrière begonnen als artillerieofficier en hij gebruikte graag zo'n concentratie aan geschut om een doorbraakpunt murw te beuken. Het werd voornamelijk in linie opgesteld voor de Franse rechterflank. Napoleon beschikte over 246 stukken geschut, waaronder zesendertig 12-ponders (121 mm) van het type Canon de 12 Gribeauval door hem liefkozend zijn belles filles genoemd; de zwaarste geallieerde kanonnen waren, op wat houwitsers na, stukken van 9-pond. Omstreeks één uur 's middags barstte het vuur van dit geschut los, op zevenhonderd meter van het geallieerde front. Het bombardement had minder effect dan verwacht vanwege de drassige grond: scherven bleven erin steken en massieve ijzeren kogels stuiterden niet zoals op harde grond enkele malen door maar boorden zich in de aarde. De Britten en Nederlanders hadden het bevel gekregen te gaan liggen achter de heuvelkam, een tactiek die Wellington in Spanje meermaals met succes had gebruikt; hij had de Pruisen bij Ligny gewaarschuwd de Fransen niet ongedekt aan de voorkant van de heuvelruggen tegemoet te treden, en dit had inderdaad zware verliezen tot gevolg. Ongeveer 2.700 kanonskogels en 900 granaten werden bij deze beschieting afgevuurd die naar schatting aan doden en gewonden vijfhonderd slachtoffers maakten, wat naar de normen van die tijd een magere uitwerking was. Het meeste effect hadden de ontploffende brisantgranaten, afgeschoten door houwitsers die als krombaangeschut ook over de heuvelkam heen doelen konden raken. De geallieerde artillerie was door Wellington bevolen het vuur niet te beantwoorden maar in dekking te blijven, zodat ze voldoende vuurkracht zou behouden om een Franse opmars te bestoken. Hiervan kwam echter, door handelen van de artilleriecommandanten, weinig terecht.

Infanterieaanval door d'Erlons korps op de Geallieerde linkerflank

Historische kaart van de slag

Napoleon gaf rond 13:30 bevel tot een aanval door de vier divisies van Jean-Baptiste Drouet, Comte d'Erlons 1e Legerkorps, tezamen ongeveer 16.000 man sterk, op de geallieerde linkervleugel. Hoe die aanval uitgevoerd werd, is niet helemaal zeker. Franse historici beweerden in de negentiende eeuw dat d'Erlon een grote fout gemaakt had door de troepen in vier gigantische aanvalscolonnes dwars door de modder en de roggevelden voorwaarts te laten marcheren, de dertig meter hoge helling op. Het korps van d'Erlon was op 16 juni door slecht doordachte veranderingen in de marsbevelen tegen Pruisen noch Britten ingezet en dus nog "vers". De colonnetactiek was niet nieuw, maar het was zeer uitzonderlijk dat een hele divisie in één colonne werd opgesteld. Zo zou een enorme en zeer kwetsbare concentratie troepen ontstaan zijn van ruim drieduizend man samengeperst op een oppervlakte van honderdtwintig meter breedte en tachtig meter diepte in vierentwintig rangen. Contemporaine bronnen reppen echter niet van zulke grote formaties en er zijn geen aanwijzingen dat niet iedere brigade haar eigen colonne vormde. De vier divisies, hoe ook geformeerd, kwamen onder zwaar vuur te liggen van geallieerde artillerie, hier zevenentwintig stukken sterk, die duizend kanonskogels, vijfhonderd brisantgranaten en op korte afstand vijfhonderd ladingen kartets afvuurde. De infanterie zette de opmars onverschrokken voort en wist na een klein half uur de kam van de heuvelrug te bereiken.

Modern diagram van het verloop van de slag

De aanval was gericht op de zwakker bezette linkerflank van de geallieerden, hier ongeveer zesduizend man sterk, en kwam met het zwaartepunt recht af op de Nederlandse infanteriebrigade van generaal-majoor Willem Frederik van Bylandt. Deze brigade stond in de eerste linie opgesteld, achter de holle weg die richting het oosten leidt naar het dorpje Ohain. [3] De Nederlandse bataljons, reeds verzwakt bij Quatre-Bras, zagen een zevenvoudige overmacht tegen zich oprukken die zich niet snel liet afstoppen, vooraf gegaan door ruim tweeduizend tirailleurs die in los verband met gelegenheidsvuur de vijandelijke formaties probeerden te verstoren. De door de Nederlanders uitgestuurde tirailleurs werden teruggedreven door deze overmacht en keerden razendsnel terug in de linies; toen de laatsten zich bij hun eenheid hadden gevoegd barstte over de hele Nederlandse linie van dichtbij een salvo los, waarbij de oprukkende Franse troepen veel verliezen incasseerden. Echter marcheerden de Fransen niet door, maar hielden de voorste eenheden stil om zich in linie op te stellen en het vuur te beantwoorden. De schotenwisseling werd een tijdje volgehouden totdat de groeiende massa Fransen door de heg drong. Toen de Nederlandse verliezen snel opliepen en vier van de vijf bataljonscommandanten gewonde waren, trokken de Nederlanders zich terug achter de twee Britse brigades van de generaals James Kempt en Denis Pack, die daar als directe ondersteuning waren opgesteld. Deze Britse brigades voerden meteen een tegenaanval uit op de nu in de breedte ontplooiende Franse colonnes, onder leiding van luitenant-generaal Thomas Picton, en behielden daarmee voorlopig de linie. De bataljons van de brigade Van Bylandt wisten zich ondertussen snel te hergroeperen en gingen meteen voorwaarts in dezelfde tegenaanval. Generaal Picton sneuvelde bij deze actie, terwijl hij gekleed was in zijn burgerkleren en hoge hoed, aangezien hij pas juist op 15 juni vanuit Engeland bij het leger was aangekomen zonder zijn uniform bij zich te hebben.[4] De Nederlandse bataljons hadden nu ongeveer de helft van hun sterkte aan doden en gewonden verloren. De Fransen op hun beurt waren onaangenaam verrast dat de beschieting door de Grande Batterie zo weinig effect had gehad. Hun centrum viel stil onder de Britse salvo's. Onder de niet-aflatende Franse druk dreigde desalniettemin de hele geallieerde linkerflank uiteen te vallen; de Britten konden met een bajonetaanval de kam niet herwinnen terwijl het merendeel van d'Erlons korps die niet eens bereikt had. Napoleon, het strijdtoneel van de positie bij La Belle Alliance overziend, had rond twee uur de indruk dat de slag gewonnen was. Uit zijn staf weerklonk de kreet Victoire!

Bij de opmars was d'Erlon ook op de hoeve La Haye sainte gestoten, voor de hoofdlinie gelegen langs de weg naar Brussel, die verdedigd werd door vierhonderd man van het Koninklijke Duitse Legioen (KGL, Kings' German Legion)[5] Deze manschappen van het 2. Leichtes Battalion waren uitgerust met geweren met getrokken lopen, de zgn. 'Baker rifle', die een veel groter effectief bereik hadden dan de gladloops musketten waar de gewone infanterist mee was bewapend: zo'n driehonderd tegenover vijftig meter. Daarentegen was het wapen moeilijk te herladen. De Fransen begonnen de hoeve te bestormen. Van de hoofdlinie uit werd een bataljon KGL-linie infanterie ter versterking gezonden maar zodra die de Fransen van de hoeve verdreven, werden ze plots aangevallen door de Franse tweede brigade van de 13e Cavaleriedivisie, met achthonderd kurassiers — formeel onder brigadegeneraal Étienne Jacques Travers maar in feite gecommandeerd door de "Belg" kolonel Jean-Louis de Crabbé — en vrijwel tot de laatste man neergesabeld, waarbij de Fransen twee vaandels buitmaakten. De kurassiers joegen het restant van het bataljon op tot aan de hoofdlinie en infiltreerden die, een chaos veroorzakend bij de op het centrum van het plateau opgestelde geallieerde bataljons. Weldra zou dat een cruciaal effect op het verloop van de slag hebben.

De Britse zware cavalerie voert een tegenstoot uit

Scotland forever: de charge van de Scots Greys; in feite werd die niet in galop uitgevoerd wegens de modder

Wellingtons onderbevelhebber, veldmaarschalk Henry William Paget, de Earl of Uxbridge, had tot dat moment vooral de situatie bij Hougoumont in de gaten gehouden. Het plotse opduiken van Franse kurassiers maakte hem er echter op attent dat er zich een dreigende situatie op de linkerflank aan het ontwikkelen was. Persoonlijk voerde hij met 2.400 ruiters van zijn zware cavalerie een tegenaanval, van het centrum van de geallieerde linie uit. Hiervoor gebruikte hij de 1e en 2e Britse Cavaleriebrigades (de Household- en Union Brigades). Van de Union Brigade, die meer oostelijk aanviel, maakten Engelse, Ierse en Schotse regimenten deel uit, waaronder het 2e 'Noord-Britse' Dragonderregiment, (de Scots Greys.

Sergeant Charles Ewart verdedigt de veroverde adelaar van het 45e Linieregiment tegen een lansier

De Household Brigade joeg eerst de Franse kurassiers terug. De Crabbé werd hierbij dodelijk verwond. De Union Brigade viel de voorste rangen van d'Erlons linkercolonne, de 1e Divisie onder brigade-generaal Joachim Jérôme Quiot du Passage, aan, waarbij ze nietsontziend inhakte op de infanteristen die zich niet konden verweren. Daarna golfde ze in dichte concentratie de heuvelkam over. De Household Brigade zwenkte tegelijkertijd naar het oosten, op de linkerflank van de Franse infanterie inrijdend. De troepen waren te dicht opeengedrongen om snel een verdedigende formatie te kunnen innemen, en D'Erlons troepen werden onder de voet gelopen. Zo'n drieduizend Franse infanteristen gaven zich over of werden neergesabeld. Het restant sloeg op de vlucht met de Britse ruiterij in de achtervolging. Hoewel de rechtercolonne, de 4e Divisie onder divisie-generaal Pierre François Joseph Durutte, niet door de vijand bereikt werd, liet ook die zich meeslepen in de vluchtbeweging.

De Britse cavalerie trok zich niet terug om te hergroeperen, maar zette de charge voort en bestormde de 'Grande Batterie'. Ondanks forse verliezen bereikte men de artillerieopstellingen. De cavaleristen hakten ook hier in op de artilleristen die zich niet konden verweren. Intussen kwamen uit het zuiden en oosten twee brigades Franse cavalerie aangesneld, eveneens ongeveer 2.400 man, die de Britten afsneden van de rest van het geallieerde leger. Een kwart van de doorgebroken Britten van de Union Brigade werd afgemaakt; een iets kleiner deel raakte gewond. Van de Household Brigade die het tegen kurassiers moest opnemen, werd in totaal een derde slachtoffer. Drie andere geallieerde, lichte, cavaleriebrigades, waaronder een Nederlandse eenheid dragonders onder baron Charles-Etienne de Ghigny, kwamen de Britten ontzetten zodat het restant zich kon terugtrekken. Bij die manoeuvres werd nog meer Franse infanterie verstrooid, nu ook van de rechtercolonne. Uiteindelijk stelde Duruttes 4e Divisie zich op een in groot verdedigend carré en hield deze positie.

Het resultaat van het gevecht was dat de geallieerde hoofdlinie zich kon herstellen, maar de Britse zware cavalerie was grotendeels uitgeschakeld; Wellington had alleen nog maar de beschikking over de Nederlandse brigade zware cavalerie van Albert Dominicus Trip van Zoudtlandt. Aan de Franse zijde zou het Ie Legerkorps van d'Erlon echter een aantal uren nodig hebben om te hergroeperen. Tegen drie uur had het korps weer compagnies weten te formeren en zond tirailleurs uit voor vuurgevechten met de geallieerde linie. De Britten hadden twee Franse regimentsadelaars buitgemaakt, van het 45e en 105e Linieregiment. Het mislukken van de hoofdaanval had niet alleen Napoleons strategie doorkruist maar ook zijn direct inzetbare infanterie met een derde verminderd, dit terwijl het IIe Korps helemaal gebonden was op de linkervleugel. Op dit moment had hij van zijn oorspronkelijk 103 infanteriebataljons er al zevenenvijftig ingezet; van de zesenveertig verse bataljons behoorden er tweeëntwintig tot de keizerlijke garde. Toch waren de meeste Britse hoofdofficieren pessimistisch over hun situatie. Wellington had op hetzelfde tijdstip van drieëntachtig bataljons er zestig in de frontlinie staan; daarvan hadden er zeventien de meeste gevechtskracht al verloren. Daarbij gingen ze ervan uit dat er maar één Frans observatiekorps achter de Pruisen aangestuurd was zodat ze Napoleons reserves twee dozijn bataljons te hoog inschatten.

De Pruisen arriveren

Aan het begin van de middag nam Napoleon, van zijn stafpositie bij Rosomme uit het slagveld met zijn telescoop afspeurend, persoonlijk als eerste waar dat op zijn rechterflank in de verte over heuvelruggen een donkere massa troepen scheen te bewegen. Eerst dacht hij dat het maarschalk de Grouchy was, die hij met 32.000 man achter Von Blücher en het Pruisische leger, dat hij verslagen waande, had aangestuurd. Al snel echter werd hem door verkenners van de cavalerie gemeld dat het de Pruisen waren.

Het Pruisische leger was al sinds het aanbreken van de dag, 03:48 plaatselijke zonnetijd, uit de omgeving van Waver naar het westen aan het marcheren, het IVe Korps onder Friedrich Wilhelm Bülow von Dennewitz, dat niet aan de Slag bij Ligny had meegedaan, voorop, gevolgd door het IIe Korps en het Ie Korps, bij elkaar ongeveer 60.000 man met 134 stuks geschut. Door de modder en een grote stadsbrand in Waver ging de opmars maar traag en het IIe Korps kon pas tegen het middaguur vertrekken. Het IVe Korps had de opdracht eerst te bepalen of de Fransen Wellington wel aanvielen. Was dat niet zo, dan moest men zich achter het Bois de Paris, een woud ten oosten van het slagveld, in dekking houden. Mocht er er een volle veldslag gaande zijn, dan was het zaak het Franse leger met alle kracht in de flank te treffen. Napoleon had zijn reserve, het VIe Korps onder Georges Mouton, de graaf van Lobau, en twee cavaleriedivisies, samen 10 600 man, naar zijn rechterflank gezonden. In zijn memoires stelt Napoleon het voor alsof dit was om front te maken richting de Pruisen. De bevelen aan Lobau reppen hier echter niet van. Het VIe Korps werd officieel aan de aanvalsas van het Ie Korps toegevoegd om D'Erlons doorbraakpoging op de Britse linkerflank te hernieuwen. Het is echter mogelijk dat de keizer de optie als dekkingsmacht tegen de Pruisen voor Lobau geheim hield. Slechts enkele selecte leden van zijn staf kregen namelijk van hem te horen dat von Blücher al zo dicht genaderd was om het moreel van het leger niet te ondermijnen. Al snel moest Lobau op eigen initiatief zijn korps een kwartslag naar het oosten draaien. Dit legde beslag op nog eens vijftien infanteriebataljons. Hierdoor had Napoleon op de keizerlijke garde na geen enkele grote infanteriereserve meer.

De Franse cavalerie valt vergeefs de Britten aan

Napoleon had rond twee uur de Grande Batterie weer gereorganiseerd en versterkt met gardeartillerie, persoonlijk te paard het geschut de gewenste posities aanwijzend op een meer voorwaarts gelegen heuvelruggetje. Hierna begon men de geallieerde formaties urenlang met krombaangeschut te bestoken in de hoop dat het uitzonderlijk intense bombardement het moreel van de vijand zou breken. Het plan was om in het midden van het front de geallieerden met de cavalerie te bestormen, ondersteund door lichte artillerie en infanterie. Maar maarschalk Ney, die de hoofdaanval zou moeten coördineren, concludeerde rond 15:00 te snel dat Wellingtons troepen al op het punt stonden op de vlucht te slaan. De Fransen zouden tot bijna het eind van de slag de Britse verdediging zien als slechts een onderbreking in een grotere terugtocht. In werkelijkheid gingen alleen enkele voorste eenheden honderd passen terug om het artillerievuur wat te ontwijken en werden er over de straatweg naar Brussel duizenden gewonden en Franse krijgsgevangenen naar achteren afgevoerd. Ney stuurde daarom de cavalerie te vroeg het strijdperk in, zonder dat er al infanterie- en artilleriesteun beschikbaar waren. Toen Napoleon het merkte, veroordeelde hij het als een fundamentele fout maar het was al te laat om de charge te stoppen. Een cruciale rol hierin speelde de hoeve La Haye Sainte. Dit complex lag vóór de heuvelkam maar was door Wellington speciaal versterkt omdat het een holle weg beheerste die de enige praktische route was om de kanonnen de helling op te krijgen. Verdedigd door Hannoverse troepen van het Duitse legioen was de boerderij omsingeld geraakt en werd al uren door Franse troepen aangevallen maar de verdedigers hielden stand, ondersteund door de geallieerde artillerie. Toen Ney tot de cavalerieaanval beval, was de Franse infanterie en artillerie nog steeds geblokkeerd.

Een Brits carré slaat de Franse cavalerie af

Dwars door de modder trachtten Neys vijfduizend ruiters in het centrum de glooiing van de Mont-Saint-Jean te bestormen. Ney, de "dapperste der dapperen", leidde de aanval persoonlijk. De massa paarden was zo groot dat hele frontlijn tussen La Haye Sainte en Hougoumont bestreken werd. Napoleon had dit terrein door zijn verrekijker wel bestudeerd, maar de steilte van de glooiing en het drassige karakter ervan waren hem ontgaan. Door de slechte staat van de grond kwam het niet tot een charge in galop en had de aanval nooit het vereiste effect: de helling kon pas worden gepasseerd ten koste van vele gewonde en gesneuvelde ruiters en paarden, mede door een fel geallieerd artillerievuur van vijfenzestig kanonnen. De Fransen brachten de Britten wel verliezen toe, maar de geallieerde infanterie groepeerde zich - zoals gebruikelijk - in defensieve carrés, die door de cavalerie alleen vrijwel niet te doorbreken waren.

Er werden minstens tweeëntwintig carrés gevormd, ieder met de sterkte van ongeveer een bataljon. In eerste linie bevonden zich vijf Britse carré's, twee van het Duitse legioen, vier van de Brunswijkers en twee van de Hannoveranen. In tweede linie lagen nog eens tien Duitse carrés. Tot driemaal toe werd de Franse cavaleriecharge herhaald, tot zevenduizend ruiters versterkt door de zware cavalerie van de keizerlijke garde, met als enig resultaat dat de Franse verliezen steeds verder opliepen. Een groot probleem was dat de geallieerde kanonnen bij elke charge wel verlaten werden maar de kanonniers daarna hun posities weer innamen omdat de Franse cavalerie niet in staat was de zundgaten te vernagelen of de stukken weg te slepen. Zo kon de kern van het geallieerde leger standhouden.

De Pruisen worden gestuit

De Pruisen heroveren Plancenoit om 19:15

Ney bleef nieuwe troepen eisen, vooral ondersteunende infanterie, niet wetend dat Napoleon op zijn oostflank al door de voorhoede van de Pruisen werd aangevallen. Het Pruisische IVe Legerkorps, 30.000 man sterk, was om 16:00 uit het Bois de Paris tevoorschijn gekomen. Eerst had Von Bülow nog geopperd dat hij de komst van het IIe en Ie Korps zou afwachten maar dat werd door Von Blücher kortaf afgewezen. Het IVe Korps zuiverde om te beginnen kasteel Fichermont, gelegen aan de uiterste linkerflank van het Geallieerde leger, dat om 10:30, bij een van de eerste gevechtscontacten van de slag, door Franse tirailleurs was ingenomen. Daarbij maakten de Pruisen contact met het Nederlandse regiment "Oranje-Nassau", bestaande uit troepen die in Nassau gerekruteerd waren, dat een voorwaartse positie bezette bij Papelotte en La Haie met ongeveer dezelfde functie als Hougoumont en La Haye Sainte, zij het van veel minder belang omdat diep ingesneden beken het front hier afschermden, wat ook de reden was geweest voor Ney om zijn cavaleriecharge niet op dit punt uit te voeren.

Rond 16:30 begon het Pruisische IVe Korps in volle slagorde naar het westen op te rukken, richting La Belle Alliance. Het Franse VIe Korps poogde dit eerst agressief af te slaan, in de hoop dat het uiteenslaan van de Pruisische voorhoede de hele opbouw van de vijandelijke strijdmacht zou verstoren. De Franse cavaleriebrigades dwongen de 6.500 man van de voorste Pruisische 15e Brigade in carré te gaan en daarna werd die brigade aangevallen door een Franse tirailleurlinie. Een reservelinie ondersteunde de voorhoede echter en meteen begon de Pruisische artillerie, die over een groot aantal houwitsers beschikte, een vernietigend vuur van brisantgranaten af te geven. De Franse aanval stokte en rond 17:00 viel Lobau's korps terug, frontaal gebonden door een aanval van Pruisische 15e Brigade. Met het beperkte aantal Franse troepen kon niet de hele rechterflank gehouden worden. Pruisische artillerie begon de stafpositie van Napoleon te bestoken. Rond 17:30 omtrok de Pruisische 16e Brigade met 6.300 man de zuidflank van het VIe Korps en stootte door naar Plancenoit, al bijna in de rug van het Franse centrum. Lobau stuurde vijf bataljons het dorp in maar die werden teruggeslagen door zes bataljons onder Johann von Hiller. Het 15e Regiment omtrok het plaatsje van de noordkant, twee bataljons van de zuidkant door de beek van de Lasne over te steken. Frontaal drong het 1e Regiment Silesische Landwehr het dorp in. Slechts een paar compagnieën Fransen wisten nog de directe omgeving van de kerk te houden, aan de zuidoostelijke kant van het dorpje. Er dreigde een catastrofe voor het Franse leger dat gevaar liep helemaal omsingeld te worden. Napoleon zette daarom rond 18:00 acht bataljons, 4.750 man sterk, van zijn Jonge Garde in, de lichte troepen van de keizerlijke garde, onder bevel van de meedogenloze Guillaume Philibert Duhesme, berucht om zijn oorlogsmisdaden in Spanje. Het lukte die om Plancenoit opnieuw te bezetten, de lange straat van west naar oost innemend en iedere Pruis die ze gevangennamen de keel afsnijdend. De Jonge Garde achtervolgde de Pruisen zelfs tot voorbij de oostelijkste huizen maar werd teruggedreven door artillerie en cavalerie. De Pruisische 14e Infanteriebrigade onder generaal-majoor Gustav von Ryssel[6] heroverde het brandende dorp rond 19:15 in felle straatgevechten. Duhesme, die een eerste Pruisische aanvalsgolf nog wist terug te drijven, werd bij de tweede golf fataal in het hoofd getroffen door een musketkogel. Hierdoor was Napoleon genoodzaakt om twee bataljons van de Oude Garde in te zetten, de kern en elite van de keizerlijke garde. Wonder boven wonder lukte het de Oude Garde het tij te keren, Plancenoit op speciaal bevel van Napoleon met alleen de bajonet zuiverend, en de Pruisen werden voorlopig teruggedrongen, zodat althans de weg naar het zuiden openbleef.

De Britse linie wankelt

Wellington spreekt een carré moed in

Intussen slaagde Ney erin om onder dekking van de cavalerie met zo'n duizend man opgetrommelde infanterie van het 1ste Legerkorps van d'Erlon, voornamelijk het 17e Linieregiment onder leiding van luitenant-generaal baron François-Xavier Donzelot, alsnog de hoeve La Haye Sainte in te nemen. Het King's German Legion werd tussen 18:00 en 18:30 verdreven en de hoeve viel in de handen van de Fransen. De hoofdoorzaak hiervan was dat men nagelaten had de speciale munitie voor de geweren aan te voeren. Toen hun kogels op waren, verdedigden de Duitsers zich heldhaftig met bajonetten en geweerkolven totdat de Fransen de overgebleven tweeënveertig verdedigers maar de vrije aftocht lieten naar hun hoofdlinie. Ogenblikkelijk werden lichte infanterie en artillerie-eenheden naar voren gebracht, op het plateau, om de geallieerde carrés onder vuur te nemen en een doorbraak te forceren. Onder deze nieuwe ontwikkeling dreigde het hele geallieerde centrum te bezwijken. De troepen in de carrés begonnen zichtbaar te wankelen. Bataljons nabij de straatweg naar Brussel leden zulke zware verliezen dat ze uiteenvielen of in een nauwe kring opeengeperst werden. Men poogde ze met ruiterij en infanterie te versterken maar de reserves, geteisterd door Frans houwitservuur, waren nu te zwak om veel invloed te hebben. De Prins van Oranje liet nog een poging ondernemen door enkele Hannoverse bataljons om La Haye Sainte te heroveren maar die werden door de Franse cavalerie onderschept en vernietigd. Kolonel Christian Friedrich Wilhelm von Ompteda sneuvelde daarbij. Siborne stelde later het zo voor alsof de Prins van Oranje hem volstrekt onnodig de dood in had gezonden.[7] Verschillende geallieerde eenheden vluchtten van het slagveld, waaronder de Cumberland Hussars die tot in Brussel paniek zaaiden, sauve qui peut schreeuwend. Ook de legertros begon naar het noorden te wijken. Wellington sprak zichzelf moed in door steeds Night will come or the Prussians te herhalen.

Voor de Fransen leek de overwinning nabij maar hun aanval begon door de snel oplopende verliezen stil te vallen. Hun cavalerie was ernstig verzwakt door het verlies van duizenden ruiters of paarden en raakte na bijna vier uur aan onophoudelijke charges uitgeput. Onder Ney zelf werden vijf paarden vandaan geschoten. Het Franse IIe Korps kwam weer in beweging en trachtte Hougoumont te passeren maar werd door Wellingtons nog niet zo verzwakte rechterflank teruggeslagen. Daarbij was voor de Fransen de tijd bijna om. Steeds meer Pruisische troepen bereikten van het oosten uit het slagveld — het totaal zou die dag oplopen tot zo'n 48.000 — en het hele Franse leger dreigde hieronder verpletterd te worden. Door het uitblijven van de verhoopte aankomst van de troepen van de Grouchy, waren zij nu sterk in de minderheid. Het Pruisische Ie Korps onder Hans Ernst Karl Graf von Zieten, dat eigenlijk bevel had om de aanval bij Plancenoit te versterken, drong op aanraden van Karl von Müffling, de verbindingsofficier bij het geallieerde hoofdkwartier, de Fransen rond het eind van middag van Wellingtons linkerflank weg. Iets tevoren waren de Fransen hier juist weer opgedrongen, oprukkend naar Smohain, om beide vijandelijke legers uit elkaar te houden. De troepen van de linkerflank, waaronder twee brigades lichte cavalerie die bij Smohain hadden gelegen, konden nu gebruikt worden om het centrum te versterken. Rond 19:00 had Wellington de meeste gaten weer gedicht en zijn fronteenheden hergegroepeerd. Al op de dag zelf gaf Wellington aan parlementslid Thomas Creevey, die hem na de slag in Waterloo opzocht, toe dat het kantje boord was geweest: It has been a damned nice thing — the nearest-run thing you ever saw in your life ("Het heeft verdomd weinig gescheeld — ik heb nog nooit in mijn leven de strijd zo gelijk op zien gaan").

De aanval van de Garde wordt gestuit door de Nederlanders

Jan Willem Pieneman beeldt hier linksonder de gewonde Prins van Oranje af; in het midden Wellington en met bruine kolbak Uxbridge die weldra het rechterbeen afgeschoten zou worden

Napoleon probeerde met een laatste krachtsinspanning de zege zeker te stellen, en gaf om zeven uur 's avonds bevel voor nóg een aanval. Omdat hij door zijn reguliere infanteriereserves heen was, zette hij het laatste deel van zijn Keizerlijke Garde in, die hij in eerdere veldslagen alleen in uiterste noodzaak aangesproken had. Vijf bataljons van de Midden-Garde [Moyenne Garde] gingen voorwaarts, samen ongeveer 2.850 man, gevolgd door drie bataljons van de Oude Garde. Eén bataljon van de Midden-Garde dekte de linkerflank richting Hougoumont.

Om het moreel hoog te houden liet Napoleon door brigade-generaal Charles de la Bédoyère aan zijn linkerflank het bericht overbrengen dat maarschalk de Grouchy met zijn troepen gearriveerd zou zijn. In feite was die op dat moment nog ver van de Franse hoofdmacht verwijderd. De Grouchys strijdmacht hoorde rond 11:30 aan het artillerievuur dat er ten noorden van Genappe een veldslag gaande was. Verschillende officieren adviseerden hem meteen naar het westen te zwenken om Napoleon bij te staan. De Grouchy hield zich echter aan zijn plan om de Pruisen bij Waver te onderscheppen: in de middag overviel en versloeg hij daar het Pruisische IIIe Legerkorps. Pas rond 20:00 bereikte hem een nieuw bevel zich bij Napoleon te voegen. Overigens is het zeer de vraag of de Grouchy de dertig kilometer die hem van het slagveld van Waterloo scheidde nog op tijd over de modderige veldwegen had kunnen afleggen, zelfs als hij rond het middaguur vertrokken zou zijn. De Franse troepen werden door het valse bericht flink opgepept maar al snel kreeg men in de gaten dat het een leugen was, wat het moreel deed inzakken.

Portretschilderij van David Hendrik Chassé door Jan Willem Pieneman, 1832

Als de aanval door de garde de sector bereikt had waar de verdediging al wankelde, iets ten westen van het centrum, had hij nog een kans gehad. Door een coördinatiefout echter, trof hij eerder de geallieerde rechterflank tussen de hoeves van La Haye Sainte en Hougoumont die nog een gesloten linien vormde. De Britse en Hannoveraanse eenheden daar hadden de gehele dag weliswaar grote verliezen geleden maar waren kort voor de aanval door de garde al aangevuld door Brunswijkers en vervolgens ook nog door troepen van het Nassausche contingent onder commando van generaal Von Kruse. Ook deze versterkingen leden in de eerste linie grote verliezen door artillerievuur, terwijl de relatief kleinere eenheden van de Midden-Garde zich verzamelden en over de gehele breedte van het geallieerde centrum in carré voorwaarts begaven. De Midden-Garde bestond uit garde-eenheden met slechts vier dienstjaren. Aan de rechterzijde en direct links van de hoeve La Haye Sainte werd de Midden-Garde ondersteund door de 1e Infanteriebrigade (van de 4e Divisie onder François Durutte) van brigade-generaal Jean-Gaudens-Claude Pegot, die als enige reguliere infanterie-eenheid op dit moment van de slag nog intact was. Het was hier dat de Prins van Oranje een tegenaanval inzette met de bataljons van een Nassaus regiment, welke echter mislukte en waarbij de prins gewond raakte in de rechterschouder.[8] Wat verder rechts vielen drieduizend man van de 2e Divisie van Donzelot aan en links van de Middelste Garde rukten 3.600 man op van de 5e Divisie van Bachelut. Bij elkaar was het nog een aanzienlijke massa Franse infanterie maar de aanvallen werden slecht gecoördineerd en maar zwak ondersteund door artillerie en cavalerie. Men had nog maar een een paar honderd kurassiers kunnen verzamelen om de garde te begeleiden, de reden dat men uitzonderingswijze in carré in plaats van colonne oprukte. Dit had verder het voordeel dat er meteen een krachtig vuurfront gevormd werd en dat men er de vijand mee kon intimideren: een bataljon telde nog geen zeshonderd man maar door de opstelling van vijfenveertig man breed en lang leek het net of de formatie een brigade was van tweeduizend; verschillende geallieerde officieren verhaalden later dat ze door enorme colonnes waren aangevallen. Aan de andere kant was het geallieerde leger, hoewel het nu een sterk numeriek overwicht had, niet meer tot een heel krachtige afweer in staat. De meeste Britse kanonnen waren uitgevallen. Tirailleurs werden door de geallieerden nu slechts beperkt ingezet; aan de Franse kant waren de rangen zo uitgedund dat de niet al te strijdlustige vuurlinies van de reguliere infanterie nauwelijks meer van hun voltigeurs waren te onderscheiden.

De eerste aanval van de twee voorste bataljons van de Midden-Garde verzandde in een vuurgevecht waarna beide partijen zich rond 19:30 terugtrokken en vier stukken Franse lichte veldartillerie de Britse 33rd, 69th en 43rd Foot op de vlucht dreven. Met een aantal kartetssalvo's van negenponders van de Nederlandse Rijdende Artillerie werd met flankerend vuur een ware slachting aangericht onder het Franse Eerste Bataljon 3e Grenadiers en de 4e Grenadiers, die eveneens op de vlucht sloegen. Het lukte de Brunswijkers en Nassauers niet de troepen van Donzelot terug te dringen. Ten westen van La Haye Sainte viel zo een flink gat in de geallieerde linie. De westelijker tweede aanval van de volgende twee bataljons verliep voor de Fransen echter rampzalig. Veertienhonderd man van de 1st Foot Guards onder Peregrine Maitland hadden verdekt vlak achter de heuvelkam gelegen, beschermd tegen artillerievuur; met enkele gerichte salvo's wisten zij de aanval te stuiten. Hierna doken iets westelijker de 4e Chasseurs op waarvan de troepen in één bataljon waren samengevoegd. Deze werden echter onderschept door het snel naar voren gebrachte 52nd Foot dat de heuvelkam afdaalde, een kwartslag draaide en in rap tempo salvo's begon af te vuren op de linkerflank van het Franse carré dat na enkele minuten vluchtte. De verse Nederlandse 3e Divisie, geleid door generaal David Hendrik Chassé, vulde op dat moment het gat bij La Haye Sainte op, de rechterflank van de garde werd met een bajonetaanval door de 1e Brigade, twee bataljons breed en drie diep, overrompelend. Het plots opduiken van drieduizend man nieuwe troepen, ondersteund door rijdende artillerie, bleek voor de gardisten de laatste druppel en men nam en masse de benen, waarbij de vluchtbeweging zich voortzette naar de Franse linkerbataljons. La Garde recule! klonk het ontzet in de Franse rangen.

Wellington geeft bevel tot de algemene opmars

Hoewel het gewond raken door de Prins van Oranje later in Nederland de meeste aandacht zou krijgen, was de actie door Chassé een keerpunt in de slag.[9] Chassés Nederlandse 3e Divisie was in reserve achter de rechterflank opgesteld geweest, rondom het dorp Eigenbrakel, voornamelijk omdat Wellington een commandant niet vertrouwde die vijf jaar onder Napoleon gediend had. Vanuit hun hogere positie bij Eigenbrakel hadden de Nederlandse troepen een mooi uitzicht over de Franse charges. Al snel kwam het bevel om zich in reserve op te stellen achter het centrum van de geallieerde linie. Chassé merkte dat de Britse troepen vóór hem op de vlucht sloegen en de artillerie niet langer vuurde. Hij zag al meteen dat Napoleon de Keizerlijke Garde op het centrum afstuurde en gaf het bevel aan zijn artillerie om positie te nemen en de vijand onder vuur te nemen, terwijl hij intussen de brigade van kolonel Hendrik Detmers in colonnes liet opstellen voor de tegenaanval. Het vuur van kapitein Carel Frederik Krahmer de Bichins batterij rijdende artillerie en de kracht van de Detmers brigade braken de befaamde aanval van de Garde en dreven haar toen op de vlucht.[10] De brigade van Detmers zette de aanval door, verdreef de Middelste Garde van een laatste positie bij La Haye Sainte en achtervolgde de vluchtende Fransen tot aan het Maison du Roi bij Plancenoit, waar ze contact maakten met Pruisische troepen.

De terugtocht van de Midden-Garde eindigde in een wilde vlucht, die oversloeg op de rest van de linkerflank van het Franse leger. Daarop beval Wellington, met een voorwaarts gebaar van zijn steek, de algehele opmars van het geallieerde leger. Die kon echter niet al te krachtig worden doorgezet. Von Müffling beschreef later het tafereel. Een lange rode linie Britse gesneuvelden en gewonden markeerde de heuvelkam, terwijl kleine, ver uit elkaar gelegen, groepjes mannen langzaam naar voren begonnen te bewegen. De meeste bataljons sjokten naar de bodem van het voorliggende dalletje en hielden daar stil. De opmars van Chassé vertegenwoordigde aldus de belangrijkste achtervolging.

De Pruisen breken door

Rond 19:30 waren ook de Pruisen, nu versterkt door zesduizend man van de 5e Brigade van hun IIe Korps, weer doorgedrongen tot Plancenoit. Van de oorspronkelijk 20 000 Fransen, van Lobaus VIe Korps, de twee cavaleriedivisies, de acht bataljons van de Jonge Garde en de twee bataljons van de Oude Garde waren nu slechts enkele duizenden nog inzetbaar. Ze stonden tegenover ongeveer 14 000 Pruisen die het dorp al snel vrijwel helemaal omsingelden. Daarbij dreigden ze de weg naar Genappe weer af te snijden wat de laatste bataljons Oude Garde bij Napoleons stafpositie dwong in carré te gaan.

De laatste Pruisische stormloop op de Oude Garde

De Fransen hielden de verdediging ongeveer een uur vol voordat ze door een gigantische Pruisische stormloop in bloedige straatgevechten uit Plancenoit werden gedreven. Pruisische schermutselaars omsingelden daarbij het dorp en drongen van de buitenzijde af de huizen binnen. Opnieuw rukten de Pruisen op over drie aanvalsassen. De 5e Westfälische Landwehr viel de noordkant aan, het 2e Regiment het kerkplein en het 25e Regiment drong naar het westen over de noordoever van de Lasne. De laatste Franse eenheid die vluchtte was de Oude Garde die de kerk en het kerkhof had verdedigd tegen de 2e Pommersche Landwehr. Een eerste bestorming werd nog afgeslagen maar toen kreeg men door dat alle andere troepen al waren verdwenen en poogde zich ook in veiligheid te brengen, achtervolgd door Pruisische cavalerie. De Franse verliezen tijdens de strijd om Plancenoit waren verschrikkelijk geweest, ook omdat de Pruisen geen krijgsgevangenen maakten. Het Eerste Bataljon Tirailleurs van de Jonge Garde bijvoorbeeld, verloor die dag 92% van zijn sterkte aan doden en gewonden. Een week na de slag bestond de hele Jonge Garde nog maar uit 598 man. Het kerkplein van Plancenoit was bezaaid met duizenden lijken.

Al eerder was de Franse rechterflank die tegenover Wellington stond, door de dreiging van het Pruisische Ie Korps op de vlucht geslagen. Die vluchtbeweging zette zich door naar de eenheden rond La Belle Alliance en begon samen te vallen met de vlucht van de troepen van de linkerflank. Nu ook Plancenoit gevallen was, vielen de meeste Franse eenheden uiteen en een ieder poogde zich over de straatweg naar Genappe in veiligheid te stellen.

Het Franse leger vlucht

Napoleon na de slag in de herberg Lion d'Or te Philippeville

De Oude Garde dekte zijn aftocht. In carré wisten de drie voorste bataljons van de Oude Garde, die bedoeld waren geweest om de aanval van de Middelste Garde te ondersteunen nog een aantal aanvallen van de geallieerden af te slaan alvorens zich al vechtend terug te trekken. Hetzelfde gebeurde met het bataljon van de Midden-Garde dat bij Hougoumont lag. Generaal Pierre Cambronne van het Tweede Bataljon 1e Chasseurs, uitgedaagd door generaal Hill om zich over te geven, zou toen de historische woorden hebben gesproken: "De garde sterft, maar geeft zich niet over!" (La Garde meurt, elle ne se rend pas!). Een andere variant van deze mythe is dat hij enkel "Merde" heeft geantwoord.[11] In werkelijkheid was hij al in een eerder stadium van de slag gevangen genomen door general Halkett.[12] Uiteindelijk vielen ook deze gardebataljons, na zware verliezen te hebben geleden onder het vuur van de nu weer aan kracht herwinnende geallieerde artillerie, uiteen.

Le mot de Cambronne

De laatste twee carrés van de Oude Garde, die bij La Belle Alliance en Le Caillou waren achtergebleven, dekten de aftocht voor Napoleon en zijn staf. Deze carrés waren het Eerste Regiment Grenadiers en het Eerste Bataljon van het Eerste Regiment Jagers. Deze carrés wisten tezamen met de nog resterende Franse cavalerie-eenheden, waaronder die van Napoleons persoonlijke lijfwacht, alle aanvallen van de geallieerden af te slaan. Het laatste carré Jagers van de Keizerlijke Oude Garde dat de aftocht dekte, werd geleid door de Rotterdamse kolonel Jan Coenraad Duuring die Napoleon altijd trouw was gebleven, zelfs tijdens diens ballingschap op Elba. Napoleon bevond zich hier een geruime tijd in alvorens hij zijn soldaten in een koets verliet. Zijn hengst Marengo was gewond geraakt en werd achtergelaten. Om 20:55 ging de zon onder.

De Nederlandse 3e Divisie en enkele Nederlandse cavalerie-onderdelen, die de Fransen tot ver achter hun linies hadden achtervolgd, ontmoetten achter de Franse beginposities de Pruisen en hielden halt. De Pruisen namen de achtervolging van hun uitgeputte Nederlandse collega's over. Rond 21:30 stuitte Wellington ten zuiden van La Belle Alliance op de Pruisische maarschalk Von Blücher die zijn Britse collega te paard omarmde met de woorden Mein lieber Kamerad! Quelle affaire! Von Blücher stelde meteen voor het treffen de "Slag van La Belle Alliance" te noemen, vermoedelijk niet beseffend dat dit "de schone echtverbintenis" betekent in plaats van "het mooie bondgenootschap". Wellington ging daar echter niet op in — maar een eeuw lang was dit wel de gangbare Duitse benaming. Voor de nacht terugkerend naar zijn hoofdkwartier schreef hij daar de Waterloo despatch, gericht aan de Britse regering en onmiddellijk in de Britse kranten integraal afgedrukt, wat de naam Battle of Waterloo in omgang bracht, die rond 25 juni in de pers opduikt. De Fransen verwezen nog eerder naar het gevecht als de Bataille de Mont Saint Jean.

Na de slag

De Leeuw van Waterloo en de plek waar de prins van Oranje gewond raakte
De Leeuw van Waterloo

Van de kleine tweehonderdduizend man die aan de slag hadden deelgenomen, waren er na afloop zo'n vijfenvijftigduizend dood of gewond. Het Franse leger, dat daarvan ongeveer vijfendertigduizend man verloren had, verliet het slagveld in volledige chaos en trok zich via Charleroi terug over de Franse grens.[13] Von Gneisenau achtervolgde zo fel mogelijk met het doel Napoleon gevangen te nemen teneinde hem direct standrechtelijk te executeren; de vogelvrijverklaring namen de Pruisen dus heel letterlijk. De keizer zag zich voor Genappe, waar zich een gigantische verkeersopstopping ontwikkeld had, huilend gedwongen zijn koets achter te laten om te paard sneller te kunnen vluchten. In de koets bleek zich een schat aan diamanten te bevinden, naast revolutionaire proclamaties gericht aan de Brusselse bevolking. Op 19 juni maakte de keizer nog plannen zich met de Grouchy te verenigen en met de resten van zijn leger de campagne voort te zetten maar dat bleken al snel illusies. Napoleon keerde terug naar Parijs, dat hij op 21 juni 1815 bereikte. Hij probeerde de leidende politici ervan te overtuigen de oorlog voort te zetten maar verloor iedere geloofwaardigheid toen hij Ney de schuld van de nederlaag wilde geven. Onder druk van de Kamer van Afgevaardigden deed Napoleon I op 22 juni troonsafstand ten gunste van zijn vierjarige zoon, Napoleon II, die echter nooit tot keizer zou worden uitgeroepen. De Grouchy, die zich via Namen had teruggetrokken, viel op 29 juni terug op de Franse hoofdstad. De Britse, Nederlandse en Pruisische troepen omsingelden Parijs dat na een kort beleg op 8 juli de poorten weer opende voor Lodewijk XVIII. Veiligheidshalve werd de stad verdeeld in bezettingszones. Op 3 juli was er al een algemene wapenstilstand getekend voor Frankrijk als geheel.

Een week wachtte Napoleon werkeloos op het landgoed Malmaison bij Parijs toen hij voor de Pruisen moest vluchten naar Rochefort. Hij overwoog om naar de Verenigde Staten van Amerika te vluchten en scheepte zich daartoe op 8 juli in op het fregat Saale maar waagde het uiteindelijk niet om langs de blokkade van de Britse marine te glippen. Op 14 juli vroeg hij politiek asiel aan in Engeland. Hij probeerde dat op diplomatieke wijze: Laat ik mij onderwerpen aan de edelmoedigste van mijn vijanden. Op 15 juli scheepte hij zich in op de Bellerophon en werd naar de haven van Plymouth vervoerd.

Sint-Helena

Napoleon kreeg asiel van de Britten, maar anders dan hij had verwacht. Hij werd, zonder een voet op Britse bodem te hebben gezet, van Plymouth uit als "gevangene van de Britse natie" aan boord van het marineschip Northumberland gebracht en na een tocht van zeventig dagen afgezet op het afgelegen Britse eiland Sint-Helena, in het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan. Nog zes jaar bracht Napoleon daar in ballingschap door in Longwood House, voordat hij op 5 mei 1821 stierf. In 1840 werd zijn stoffelijk overschot naar Parijs overgebracht, en bijgezet in de Dôme des Invalides.

Betekenis en gevolgen

De Slag bij Waterloo markeerde het einde van een reeks oorlogen tussen het revolutionaire Frankrijk en de andere Europese mogendheden die was begonnen met de door de Fransen gewonnen Slag bij Valmy (1793). Frankrijk was sinds Lodewijk XIV militair het sterkste Europese land geweest maar verloor nu deze positie. In 1814 waren de geallieerden nog coulant geweest om het regime van Lodewijk XVIII acceptabel te maken voor de Franse bevolking. Aan die toegeeflijke houding kwam nu een einde. Frankrijk moest terugkeren naar de grenzen van 1790. Het land werd gedwongen enorme herstelbetalingen te verrichten. Om de betaling daarvan te garanderen, werd het gebied ten noorden van de Loire in bezettingszones verdeeld waarvan de grote geallieerde bezettingslegers op kosten van de Franse staat moesten worden onderhouden. Frankrijk was niet in staat de geëiste vele honderden miljoenen frank in één keer te voldoen. Via Britse banken verlokte men met een hoge rente beleggers om de nodige fondsen te verschaffen. Dit zou een belangrijke stap blijken in de ontwikkeling van het internationale bankwezen; in 1818 kon de bezetting al weer beëindigd worden.

De Duitse staten, die ten dele bij het Franse keizerrijk waren gevoegd, werden teruggegeven aan hun vorsten, die minder talrijk waren dan aan het eind van de 18e eeuw, maar bij elkaar toch nog een confederatie vormden van negenendertig landen. Van Italië bleef een deel onder Oostenrijks bestuur en de Bourbons keerden terug naar Napels. De Heilige Alliantie van Oostenrijk, Pruisen en Rusland riep een Duitse federatie uit met onder andere als doel elke staat een liberale constitutie te bezorgen. In Frankrijk kwamen de Bourbons weer op de troon, maar wel met een constitutie waarin de democratische rechten werden gegarandeerd. Het werk van het Congres van Wenen was goed voor veertig jaar Europese vrede. De Italiaanse natiestaat zou in de jaren zestig van de negentiende eeuw door middel van een oorlog tot stand gebracht worden. Het Duitse keizerrijk werd pas in 1871 opgericht, na een nieuwe oorlog tussen Pruisen en de andere Duitse vorstendommen en Frankrijk.

Waterloo maakte de weg vrij voor de bloei van het Britse Rijk: dit zou - na anderhalve eeuw Franse maritieme concurrentie - tot aan de Eerste Wereldoorlog een gestage uitbreiding en weinig ernstige tegenslagen kennen. Het Britse rijk zou het toppunt van zijn macht bereiken en de Britse vloot zou in de wereld de Pax Britannica bewaren. De Slag bij Waterloo is begin 21e eeuw de beroemdste van alle veldslagen en degene die het meest door militaire historici werd bestudeerd. Het is geen verrassing dat de 19e-eeuwse Britse historicus Edward Creasy de slag onder zijn Vijftien beslissende veldslagen in de wereld rekende.

Oorzaken van de Franse nederlaag

Bronzen standbeeld van Napoleon vlak bij de Leeuw van Waterloo, België

Vrijwel onmiddellijk na het einde van de slag begon de duiding ervan. Napoleon verklaarde zijn falen eerst als een gevolg van een plotse onverklaarbare paniek die het Franse leger rond acht uur 's-avonds bevangen zou hebben. Kennelijk had hij er geen oog voor dat zijn strijdmacht toen al in een hopeloze positie gebracht was. Wat later gaf hij Ney de schuld van de nederlaag. Dat deed hij ook in zijn memoires, hoewel de verantwoordelijkheid nu gedeeld moest worden met de Grouchy.

Latere historici hebben er vaak op gewezen dat hoewel die commandanten evident faalden in hun taak, Napoleon ze toch zelf voor die taak had uitgekozen. Ook in andere benoemingen was hij in 1815 nogal ongelukkig. Een zeer groot probleem voor de keizer was dat zijn oude chef-staf, de geniale maarschalk Louis Alexandre Berthier die de veldtochten steeds met grote competentie georganiseerd had, in het voorjaar naar Duitsland vluchtte, waar hij op 1 juni onder verdachte omstandigheden omkwam. Diens vervanger werd maarschalk Nicolas Jean-de-Dieu Soult, een goed tactisch officier maar een die sinds 1794 geen stafwerk verricht had, hoewel er een veel vaardiger kandidaat beschikbaar was in de persoon van maarschalk Louis Nicolas Davout. Tegenstrijdige, traag doorgegeven en zelfs onleesbare bevelen zouden een belangrijke oorzaak zijn van de te langzame opmars bij Quatre-Bras en het ontsnappen van het Pruisische leger.

Historici hebben er vaak op gewezen dat Napoleon in de ochtend van 17 juni een grote kans liet liggen het geallieerde leger te verslaan. Toen de Pruisen terugtrokken, had hij met alle krachten onmiddellijk Wellington moeten aanvallen. De trage voortgang is vaak toegeschreven aan een gebrek aan energie bij de keizer zelf, die op middelbare leeftijd gekomen niet meer de daadkracht zou hebben bezeten van zijn jonge jaren. Dit is ook in verband gebracht met allerlei vermoede lichamelijke en psychische kwalen zoals aambeien, een maagzweer, slapeloosheid en een depressie. Ook tijdens de slag zelf leek Napoleon niet al te scherp. Hij greep niet in toen ondergeschikten ernstige tactische fouten maakten zoals het verspillen van krachten aan Hougoumont, het onvoldoende met cavalerie dekken van de flanken van Erlon en het niet met infanterie ondersteunen van de cavaleriecharges door Ney.

De Nederlandse veteranen

In 1817 werd aan alle Nederlandse militairen die deel hadden genomen aan de slag bij Waterloo en de bezetting van Parijs een gratificatie uitgedeeld. Echter ontvingen ze geen medaille, terwijl de Britten en de Duitse deelnemers wel medailles kregen. Als herinnering werd het Nederlandse Zilveren Herdenkingskruis 1813-1815 pas in 1865 ingesteld. De laatste Nederlandse veteraan stierf in 1896. In Nederland werd Waterloodag als nationale feestdag gevierd. Men kreeg vrij van het werk en er werden optochten, concerten en feesten georganiseerd. Het enthousiasme nam na de Belgische Onafhankelijkheid af omdat het slagveld op Belgisch grondgebied lag. Men legde veel meer nadruk op het jaar 1813, het jaar van het begin van de Nederlandse onafhankelijkheid. Tot 1940 bleef het een nationale feestdag; na de Tweede Wereldoorlog werd 5 mei (Bevrijdingsdag) als nationale feestdag ingesteld.

Het slagveld vandaag

Het slagveld ten zuiden van Waterloo werd al snel tot beschermd gebied verklaard en is daarom nog grotendeels hetzelfde als 200 jaar geleden. De heuvel met de Leeuw van Waterloo is na de slag opgeworpen en biedt een mooi uitzicht over het slagveld. De meeste hoeves zijn ook nog aanwezig zoals Hougoumont op de rechterflank van Wellington, de La Haye Sainte in het midden en Papelotte op de linkerflank. Er staan vele monumenten voor alle strijdende partijen en zijn er musea in Waterloo, Ligny en Genepiën.

Herdenkingsmunten

Ter gelegenheid van de 200ste herdenking in 2015 van de Slag bij Waterloo wilde de Koninklijke Munt van België een herdenkingsmunt uitbrengen van 2 euro. Na protest van Frankrijk, waar de nederlaag te Waterloo nog altijd gevoelig ligt, werd afgezien van dit idee. Er waren echter reeds 175.000 exemplaren van de munt geslagen, die vernietigd moesten worden, een schadepost van ongeveer vijftigduizend euro. Er werd een nieuwe munt geslagen met dezelfde afbeelding, maar met een waarde van 2,5 euro en in een oplage van 100.000 exemplaren. Omdat deze munt alleen in België als wettig betaalmiddel geldt, kon Frankrijk er geen bezwaar tegen maken.

Ook in Nederland heeft de Koninklijke Nederlandse Munt in 2015 in opdracht van het Ministerie van Financiën een herdenkingsmunt met een nominale waarde van 5 euro geslagen, het 'Waterloo Vijfje'. Op de voorzijde van de munt staat een steek, het hoofddeksel van de Prins van Oranje die te Waterloo gewond raakte, ontworpen door de kunstenaar Marjolein Rothman. Op de keerzijde staat de beeltenis van koning Willem-Alexander.[14] In Nederland werd ook een gouden 'Waterloo Tientje' uitgegeven.

Zie ook

Zie de categorie Battle of Waterloo van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.