Geschiedenis van Breda

Breda heeft een lange geschiedenis en is al eeuwenlang gerelateerd aan het huis Nassau en daarmee ook aan het koninklijk huis van Nederland. Tot 1795 was Breda deel en hoofdstad van de baronie Breda. De baron was tevens graaf van Nassau.

17e-eeuws wapen van Breda
De overgave van Breda (Las Lanzas), 1634/35, Olieverf op doek, Museo del Prado, Madrid

Overzicht

Jaartallen

Belangrijke jaartallen in de geschiedenis van Breda zijn:

In de tweede helft van de 19e eeuw begint voor Breda een bloeiperiode van de handel en de nijverheid.

Naam

Middeleeuwen

Nederzetting en burcht

Overeenkomst
Breda 1350 bevestigd met muren en wallen
Breda in 1653 volgens Willem en Joan Blaeu
Breda 1743,gegraveerd door B.F. Immink
Breda 1869[2]

Nadat er in 1125 melding is gemaakt van een nederzetting wordt er in de 12e eeuw aan de rechteroever van de Mark bij deze nederzetting een burcht, het Kasteel van Breda, gebouwd. De locatie was ongeveer halverwege Brabant en Holland. De nederzetting lag op een uitloper van uitgestrekte zandgronden. Op deze zandgronden waren reeds andere steden, zoals Bergen op Zoom, tot bloei gekomen. Ook lagen bij deze nederzetting verschillende kruispunten van wegen die van het noorden naar het zuiden gingen en van oost naar west. De nederzetting werd omwald en tijdens de Nederlandse Opstand enorm uitgebreid.Lunet B is het enige overgebleven stuk van dit in de 16e en 17e eeuw uitgebreide en verbeterde verdedigingswerk.

De burcht die bij deze nederzetting is gebouwd, moest de scheepvaart op de Mark controleren en werd spoedig bewoond door de Heren van Breda. In 1198 wordt voor het eerst melding gemaakt van het Castellum van Breda. De natuurlijke verbreding op de plaats waar de Mark en de Aa samenvloeiden, was ideaal voor een aanleghaven[3]. Hiermee hangt ook de naam van Breda samen.
Andere historici vinden een dergelijke interpretatie een renaissancistische verdichting en wijzen op een mogelijk pre-germaanse oorsprong.[4]
De rivier de Mark begint als een nietig stroompje bij Merksplas in België. Pas vanaf Breda, waar zij samenvloeit met de Aa wordt zij een ongeveer twintig meter brede, diepe stroom. Het dal waar de rivier in stroomt, is echter enkele honderden meters breed. Het dal kon gemakkelijk onder water lopen, zeker als het vloed was. De Mark stond immers in open verbinding met de zee. Eeuwenlang bestond er een sterke getijdenwerking die zelfs tot in Hoogstraten merkbaar was. In de Bredase haven bedroeg het verschil ongeveer zestig centimeter.[3].

Een eigen bestuur

Omdat er vroeg in de 12e eeuw melding gemaakt wordt van een nederzetting met de naam Breda, mag aangenomen worden, dat de stad dus niet gesticht is, zoals dat het geval was met 's-Hertogenbosch in 1185. Deze stad werd door de hertog van Brabant gesticht om de noordgrens ten opzichte van het hertogdom Gelre te markeren en verdedigen. Tevens is bekend dat in 1116 de naam Breda voor het eerst wordt gebruikt als familienaam. Men mag aannemen dat het verkrijgen van stadsrechten een opwaardering is van de nederzetting.

De koop van de privileges van de heer Hendrik IV van Schoten in 1252 wordt beschouwd als de handeling waardoor Breda stadsrechten heeft verkregen. Anderen zijn de mening toegedaan dat Breda reeds eerder stadsrechten had. Een oorkonde daaromtrent ontbreekt echter. De mogelijkheid wordt geopperd, dat Breda kort na 1200 stadsrechten kreeg, toen Breda omwald werd met palissaden voorzien van stenen poorten[5]. In een overeenkomst tussen de hertog van Brabant en de heer van Breda uit 1223[6] wordt in een Nederlandse vertaling gesproken over: “De Burgt en Stadt van Breda”, de (oorspronkelijke) Latijnse tekst luidt echter: "Castrum & Villa", dat juist vertaald burcht & boerderij, gehucht of dorp betekent. Voor burcht & stad zou de Latijnse aanduiding immers "Castrum & Civitas" zijn geweest. Op basis hiervan lijkt het aannemelijk dat Breda eerst na 1223 stadsrechten heeft verkregen, waardoor ook het jaar 1252 weer in aanmerking komt.

Het gevolg van het verkrijgen van stadsrechten was dat de horigen stadse vrijheid kregen. Ze waren geen eigendom meer van de heer van Breda en vielen onder het stadsrecht. Breda moest hierdoor ook een nieuw rechtscollege vormen. Zo'n rechtscollege werd in deze periode de schepenbank genoemd. Dit woord is afgeleid van het Middelnederlands woord sceppen, wat scheppen betekent; een schepenbank schept namelijk recht. Het stadsbestuur was verantwoordelijk voor de rechtspraak en de uitvoering ervan. Het idee van Charles Montesquieu[7] om de wetgevende, rechtsprekende en uitvoerende macht van elkaar te scheiden, werd pas vijf eeuwen later bedacht.

Het verkrijgen van de stadsrechten was waarschijnlijk het gevolg van een burcht aan de oever van de Mark. Deze burcht werd Castellum van Breda genoemd. Bij deze burcht was er een nederzetting met een kerk, die vermoedelijk van tufsteen was gebouwd. Deze kerk stond op de plaats waar nu de Grote of Onze-Lieve-Vrouwekerk staat. Rond deze nederzetting had men een aarden wal opgeworpen met daarom heen een gracht. De gewonnen aarde ten behoeve van de gracht, werd gebruikt voor de omwalling. Deze omwalling was waarschijnlijk de aanleiding van Godfried II van Schoten[8] om Breda op te waarderen en stadsrechten te verlenen. Uit archeologisch onderzoek tussen 1976 en 1983 is gebleken dat deze omwalling dateert van tussen 1198 en 1212.

Binnenstad

De omwalling had de vorm van een hoefijzer. De opening daarvan lag in het westen bij de rivier. De aan wal gebrachte goederen werden binnen de omwalling verkocht. Over het algemeen stimuleerde de omwalling van een stad de handel, zo ook in Breda. Vanuit de wijde omtrek trokken mensen naar Breda om daar hun handel te drijven. Breda, liggende in het kwartier van Antwerpen, trok natuurlijk ook handelaren uit Antwerpen naar Breda.

In het begin van de 14e eeuw rond 1333 wordt Breda ommuurd. Men kan de stad in en uit via drie stadspoorten, de Eindpoort op de kruising Eindstraat-Karnemelkstraat, de Gasthuispoort op het kruispunt van de Veemarktstraat en de Vlasmarkt en de Tolbrugpoort vlak bij de haven op het einde van de Tolbrugstraat. Restanten van de funderingen van de stadsmuur zijn te zien in het Park Valkenberg. Al snel breidt de stad zich uit buiten de poorten en worden de muren vervangen door vestingwerken. In de Middeleeuwen is Breda kleine handelsstad van circa 30 hectare. In de 14e eeuw waren er circa 2700 inwoners.

Breda had drie stadspoorten, de Haagpoort of Antwerpse poort en een wapenplein aan het einde van de Nieuwe Huizen, bij de tegenwoordige Fellenoordstraat. De poort is gebouwd in 1682 tussen de bastions Prins en Holland. Er was een brug en dam naar het ravelijn Bülow vanwaar men over een brug op de Straatweg naar Antwerpen kon. De enige versiering was een sluitsteen met een leeuwenkop, die zich bevindt in het Breda's Museum. De tweede stadspoort was de Ginnekenpoort die zich bevond tussen de bastions Noord en Chassé, waarop de molen De Vier Winden stond, welke in 1912 is afgebroken. Links van de poort was het molenaarshuis. In zuidelijke richting was er een dam naar de Ginnekenpoort die uitkwam op het ravelijn Greve en vandaar sloot de weg aan op de Straatweg naar Ginneken. De Ginnekenpoort is gesloopt tussen 4 maart en 11 april 1870. De derde stadspoort was de Boschpoort, gebouwd in 1774 was gelegen op de kop van de Boschstraat met een wapenplein. De Boschpoort lag tussen de bastions 's Bosch en Mansfeld. Voor de poort was het ravelijn Prins Maurits. Buiten de poort splitste de weg zich in linksaf naar Terheijden en Moerdijk en rechtdoor naar 's-Hertogenbosch en Oosterhout. De Boschpoort had het wapen van de stad. Op het fronton aan de buitenzijde was het wapen van Prins Willem V.

Band met de Nassaus

Van oudsher is er een band tussen Breda en het huis Nassau door de heren van Breda wonende op het Kasteel van Breda. Engelbrecht I van Nassau-Dillenburg ligt begraven in het Praalgraf van Engelbrecht I van Nassau in de Grote- of Onze Lieve Vrouwekerk aan de Grote Markt in Breda.
De prins van Oranje, Frederik Hendrik, stichtte in 1646 een Illustere school in Breda, die de naam College van Oranje kreeg.

Militair verleden

Breda was een vestingstad. Er waren zes kazernes in Breda. De Koninklijke Militaire Academie is nog steeds in Breda gevestigd. Militair commandant van Breda tijdens de napoleontische oorlogen en de Belgische Opstand was generaal-majoor Johannes Vertholen; hij was dat gedurende 26 jaar. Opperbevelhebber van de vestingstad in die tijd was generaal Jan Ernst Wildeman; toen deze overleed (in 1833) werd de functie tijdelijk waargenomen door Vertholen totdat de nieuwe opperbevelhebber, generaal David Hendrik Chassé, gearriveerd was.

Tweede Wereldoorlog

Kort na de Duitse inval - op de vroege ochtend van 10 mei 1940 - vond de massale evacuatie van Breda plaats. Breda dreigde namelijk tussen de frontlinies van de oprukkende Duitsers en Fransen terecht te komen. De omstreeks 50.000 inwoners kregen op deze Eerste Pinksterdag van 12 mei 1940 het bevel de stad te evacueren. De Bredanaars spreken zelf van ‘De Vlucht’.
De evacuatie vond plaats op gezag van Burgemeester Van Slobbe al of niet op last of bevel van de Fransen.

In het begin van de oorlog kwam er nog een Franse troepenmacht uit België naar Breda, maar bereikte de stad niet. De nazi-Duitse bezetters maakten gebruik van het grote aantal militaire bouwwerken in de stad om onder meer militairen van de snel uitbreidende Fliegerhorst Gilze-Rijen te huisvesten, onder hen enkele tientallen 'Luftwaffehelferinnen', ook wel bekend als 'Blitzmädel', die werkten bij de verbindingsdiensten.

Pas in 1942 verscherpte de bezetting zich, toen de bezetter begon met het registreren van Joden vanwege de geplande deportatie. Deze was in december voltooid en de ongeveer 225 Bredase Joden verdwenen naar concentratiekampen of de onderduik.

Breda lag pal op de luchtroute van Engeland naar Duitsland en vlak bij vliegveld Gilze-Rijen en kreeg daardoor regelmatig te maken met luchtaanvallen of bombardementen, die enkele honderden inwoners het leven kostten.

Op 4 september 1944 kondigde radio Oranje aan, dat Breda bevrijd was, nadat op die datum ook Antwerpen bevrijd was. dat bericht bleek vals en werd later die dag ingetrokken. Veel bezetters en collaborateurs ontvluchtten toen de stad. Op 29 oktober 1944 werd de stad bevrijd door Poolse soldaten onder generaal Maczek.

De Vlucht uit Breda

Het plan

Al in 1939 had - oud-militair en oud-gouverneur - Van Slobbe een evacuatieplan voor de stad opgesteld, dit uit onvrede over het feit, dat Breda niet was opgenomen in de door het Rijk opgestelde evacuatieplannen. Volgens dit plan moest de bevolking in geval van evacuatie ondergebracht worden in de omliggende gemeenten. De stad was daartoe onderverdeeld in wijken met voor elke wijk een groepsleider. De uiteindelijke evacuatie van de stad werd echter - overhaast - met een dag vervroegd. In daarop volgende paniek en chaos, was het voor de groepsleiders nauwelijks mogelijk de hen toebedeelde taken uit te voeren. Het plan van Van Slobbe om in het ergste geval tot een goed voorbereide evacuatie te komen, zijn in de chaos van deze 12e mei ten onder gegaan.

De Vlucht

Zondagochtend 12 mei werd de bevolking in twee richtingen geëvacueerd. Eén groep, zo’n 25.000 mensen, zou te voet via Rijsbergen en Zundert naar Wuustwezel lopen. Deze groep kreeg het tijdens De Vlucht zwaar te verduren. De vluchtelingen kwamen precies terecht op de route waarover de Fransen naar het Noorden oprukten. Overvliegende Stuka's werden door de Fransen beschoten, waarop de Duitse vliegtuigen hen én de vluchtelingen onder vuur namen. Regelmatig moesten de vluchtelingen in greppels en sloten duiken. Bij deze beschietingen kwamen 40 mensen om het leven.
Omdat de weg tussen Zundert en Wuustwezel te gevaarlijk werd vanwege de aanhoudende beschietingen en bombardementen, weken de meeste vluchtelingen van deze groep uit naar Achtmaal en omgeving, waar ze bij gastvrije boeren en burgers onderdak vonden. Een aantal Bredanaars bleef in Rijsbergen en Zundert overnachten. De volgende dag kregen de Bredase vertegenwoordigers Meeùs en Van der Schrieck toestemming van de Duitse bezetter om de burgerbevolking terug te laten keren naar Breda. De Duitsers wilden geen chaos en waren de Bredanaars zelfs behulpzaam bij de terugkeer naar hun stad.

De andere groep van 25.000 Bredanaars moest via Hoogstraten naar Antwerpen lopen. Daar had de vooruit gereisde burgemeester Van Slobbe afspraken gemaakt met de burgemeester van Antwerpen over de opvang. Opgejaagd door het zich snel naar het Zuiden verplaatsende front, werden grote delen van deze groep steeds verder België en zelfs Frankrijk ingedreven. Op 1 juni 1940 , de dag de Antwerpse crisiscentra gesloten werden, werd in de krant bekendgemaakt dat er nog 4.800 Bredanaars zoek waren.

Het bombardement van Sint-Niklaas

Een dieptepunt tijdens de Vlucht is het bombardement op de school in het Belgische Sint-Niklaas. Op 17 mei 1940 werd een grote groep vluchtelingen ondergebracht in een meisjesschool van Sint-Niklaas. Op die dag werd de school aan de Gasmeterstraat door de Duitsers gebombardeerd. Bij dat bombardement zijn - naast tientallen Belgen - 51 vluchtelingen uit Breda omgekomen. Een paar dagen later werd Sint-Niklaas door de Duitsers bezet. De vluchtelingen werden vervolgens met bussen naar het nagenoeg onbeschadigde Breda teruggebracht.

De repatriëring

Joseph Meeùs was een bekende Bredanaar met een goedlopend verzekeringsbedrijf, die voor de evacuatie van Breda benoemd was tot “Stadscommissaris van de ontruiming”.

Eind mei 1940 werd besloten de tijdens De Vlucht vermiste Bredanaars op te sporen en terug te brengen naar de stad. Het gemeentebestuur van Breda, in de persoon van Joseph Meeùs, klopte bij Seyss-Inquart aan voor toestemming en hulp. De Duitsers gaven toestemming en medewerking én voegden zelfs een aantal Duitsers toe aan de missie. Het zo gevormde opsporingscomité groeide uit tot een informatie- en repatriëringsorganisatie voor alle Nederlanders in België en Frankrijk. Ook de NSB - Rost van Tonningen - bood hulp aan en stuurde een N.S.B'er mee met de "missie Meeùs".

Uiteindelijk werden zo’n 2000 Nederlandse vluchtelingen met autobussen van de maatschappijen B.B.A. en Monopol teruggebracht. Op 10 februari 1941 was de repatriëring voltooid.

De Vlucht Breda, Valkenberg

De noodzaak van de evacuatie van Breda is een omstreden kwestie gebleven.

Eén dag na de evacuatie was Breda al in handen gevallen van de Duitsers. Voor de 50.000 Bredanaars bleef De Vlucht een emotionele ervaring, verbonden met leed en het verlies van dierbaren. Tijdens De Vlucht zijn in totaal 104 Bredanaars omgekomen.

Ter herinnering aan deze slachtoffers staat in het Valkenberg te Breda het in 1957 onthulde bronzen beeld “de Vlucht”. Door de maker van het beeld - de Bredanaar Hein Koreman - is in het beeld een koker geplaatst. Hierin zijn teksten opgenomen over de geschiedenis van het beeld, De Vlucht uit Breda en over vluchten toen en nu.
Op een pleintje vlak bij de school in de Gasmeterstraat van Sint-Niklaas werd op 8 september 1991 een herdenkingsmonument onthuld.

Jodenvervolging

Op 8 augustus 1942 moesten de Joodse inwoners van Breda zich laten registreren. In december 1942 volgde deportatie van de meeste Joodse inwoners van Breda . In totaal kwamen 118 Bredase Joden om uit een Joodse gemeenschap van ongeveer 150 mensen, Een minderheid dook onder en overleefde de oorlog. In de omgeving van Breda doken tijdens de oorlog ongeveer 80 Joden onder, met steun van het verzet en overleefden. De NSB vernielde delen van de synagoge, een deel van het interieur werd geroofd. Op 8 april 2011 werd een monument voor de gedeporteerde Joden onthuld[9].

Bevrijding

Breda werd op 29 oktober 1944 bevrijd door de Poolse 1e Pantserdivisie. In de stad ligt een Poolse militaire begraafplaats, voor soldaten die sneuvelden bij de bevrijding van Nederland. Ook Generaal Stanisław Maczek zelf ligt hier begraven. Hij overleed op 11 december 1994. Meer informatie vindt men in het Generaal Maczek Museum in Breda.
Als militair commandant werd bij de bevrijding luitenant-kolonel D.C.C. van Boetzelaer aangesteld.

De Tweede Wereldoorlog heeft nog een lange nasleep gehad in Breda door de zgn. Vier van Breda die gevangen werden gehouden in de gevangenis van Breda. Deze discussie maakte jarenlang heftige gevoelens los bij voor- en tegenstanders van vrijlating, waarbij minister van justitie Dries van Agt een grote rol speelde als voorstander.

Voorjaar 2012 kwam Breda opnieuw in het nieuws in verband met de oorlog. De Duitse president Gauck gaf hier op 5 mei de bevrijdingslezing voor het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Op dat moment leefde de veroordeelde Nederlandse oorlogsmisdadiger en ex-SS-er Klaas Carel Faber nog vrij in Duitsland, waarheen hij was ontsnapt met Kerst 1952 uit de Koepelgevangenis in Breda. Duitsland weigerde hem uit te leveren ondanks offiicieel aandringen van Nederlandse zijde in die tijd. Er startte een actie Gauck niet, Faber wel (naar Breda), Deze actie slaagde niet, maar kreeg wel veel publiciteit. Faber stierf twee maanden later als vrij man, hoewel de voorbereidingen voor zijn berechting op gang gekomen waren.

Heden

Na de Tweede Wereldoorlog breidde Breda nog sterk verder uit. Er werden grote nieuwe wijken gebouwd zoals Breda Noord met de Haagse Beemden. Met Kerstmis 1955 werd het inwonertal van 100.000 bereikt. In toenemende mate verzorgt Breda een regiofunctie voor de omliggende gemeenten. Breda is een bekende winkel- en uitgaansstad met diverse historische gebouwen. Er zijn diverse onderwijsinstellingen zoals NHTV internationaal hoger onderwijs Breda. Breda is een dienstverlenende stad met een gunstige ligging. Vooral als in 2012 de HSL-Zuid via Breda gaat rijden, gepresenteerd in plan Via Breda, zal Breda een steeds meer internationaal karakter krijgen.

In 1952 en 2002 had Breda respectievelijk 700 en 750 jaar stadsrechten. Dit werd beide malen uitgebreid gevierd.

Op 30 juni en 1 juli 2007 vond de officiële opening plaats van de Haven (Breda). Het water bij het Spanjaardsgat was toen doorgetrokken tot verder stadsinwaarts. In december 2008 werd het plan afgerond en was het water weer terug in de stad met het doortrekken van de Mark in het centrum.

Breda wilde zich vanaf 2009 meer gaan profileren als Nassau-stad met zijn historische verbondenheid met het Huis Nassau en het Koninklijk Huis. Op 8 oktober 2009 won Breda de tweejaarlijkse verkiezing van de beste binnenstad van Nederland. De stad was samen met Den Haag en Maastricht genomineerd voor deze titel in de categorie grote steden. De steden werden beoordeeld op bereikbaarheid, horeca en leefklimaat. Arnhem won de titel bij de vorige binnenstadverkiezing in 2007.

De stad werkt momenteel aan het grote project Via Breda, het herinrichten van het gebied rond het Station Breda met de nieuwe Openbaar Vervoer Terminal Breda en de omliggende wijken, met name het Stationskwartier.

Andere toekomstige projecten vanaf 2012 zijn onder meer de Bavelse Berg en het Stadionkwartier met de uitbreiding van het Rat Verlegh Stadion van NAC Breda. Ook wordt onder meer in de binnenstad het winkelbestand uitgebreid met het project Achter de Lange Stallen. Voorts wordt het Dr. Struyckenplein in de wijk de Heuvel opnieuw ingericht en wordt de bouw van de nieuwe wijk de Waterdonken voltooid.

Het Haagje van het Zuiden

'Haagje van het Zuiden' is een bekende bijnaam van de stad Breda. Toch zijn de betekenis en de herkomst van deze naam niet onmiddellijk duidelijk. De meest waarschijnlijke opvatting is, dat het een verwijzing inhoudt naar de hofstad Den Haag, waarbij deze stad als een bepaald archetype fungeert, maar ook dan is de betekenis niet geheel eenduidig.

Volgens sommigen houdt ze verband met welstand en deftigheid. Aan het eind van de negentiende eeuw vestigden zich veel gepensioneerde militairen uit Nederlands-Indië in Breda, zoals ook in steden als Arnhem en Nijmegen. Tussen 1840 en 1923 verrezen er in Breda en omgeving veel nieuwe villa's, die de oude garnizoensstad nieuwe luister verschaften. Een speciale reden om Breda als vestigingsplaats te kiezen was de zeer aantrekkelijke bosrijke omgeving van deze historische stad. Alleen al om die reden zou de stad de erenaam 'Haagje van het Zuiden' kunnen verdienen.

Maar Breda is ook een Oranjestad, het is zelfs de thuisbasis van de Nederlandse tak van het kuis Nassau, het voorgeslacht van het Nederlands koninklijk huis. De verwijzing naar de hofstad zou ook om die reden zin hebben. Tot de allure van Breda wordt zeer bijgedragen door de aanwezigheid van twee kastelen. Het Kasteel van Breda, in de middeleeuwen het hof van de grafelijke familie van Nassau (van 1403 tot 1538), was van 1538 tot 1795 een erfgoed van de Prinsen van Oranje-Nassau. Sinds 1828 is dit belangrijke goed het domicilie van de Koninklijke Militaire Academie, waarmee het zijn hoge status heeft behouden. Daarnaast kan Breda bogen op het elegante Kasteel Bouvigne, jachtslot van de Oranjes, even onder Ginneken bij het fraaie Mastbos gelegen. Van 1614 tot 1775 was ook dit kasteel een bezit van de prinsen van Oranje-Nassau. Het Mastbos is het oudste cultuurbos van Nederland en het werd omstreeks 1515 aangelegd in opdracht van graaf Hendrik III van Nassau. Het had dus met recht ook wel 'des Graven Hage' genoemd kunnen worden. Het naamdeel -hage staat in plaatsnamen voor bos, zoals bij 's-Gravenhage. De bosrijke omgeving van Breda is zo hoe dan ook in de bijnaam aanwezig.

Vermeldenswaard is voorts een meer specifiek toponymische verklaring. Bij Breda lag het dorp De Hage, lokaal nog steeds het Haagje genoemd. Vanaf circa 1750 wordt dit dorp aangeduid als Princenhage, om het te onderscheiden van de hofstad. Thans is Princenhage een stadsdeel van Breda, maar het historisch hart daarvan wordt nog steeds als 'het Haagje' ('t Aogje) aangeduid. Bekende Bredase straten als de Haagdijk en de Haagweg en de stadswijk Haagpoort verwijzen er ook nog naar, evenals een grote nieuwbouwwijk aan de noordwestzijde van Breda, de Haagse Beemden. Echte Princenhagenaars claimen dat niet zozeer Breda, als wel Princenhage vanouds het Haagje van het Zuiden was.

Zie ook

Bronnen

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.