zucht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zucht    (hulp, bestand)
  • IPA: /zʏxt/
Woordafbreking
  • zucht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘sterke uitademing’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
  • In de betekenis van ‘ziekte, ziekelijke neiging’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord zucht zuchten
verkleinwoord zuchtje zuchtjes

Zelfstandig naamwoord

zucht v / m [2]

  1. (medisch) ziekelijke of overmatige zwelling door opeenhoping van vocht in het menselijk of dierlijk lichaam, waterzucht
  2. ziekelijke onbedwingbare drang, verslaving, begeerte
  3. eerste afscheiding van melk in de borsten van een zwangere vrouw
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • de zucht naar geld
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord zucht zuchten
verkleinwoord zuchtje zuchtjes

Zelfstandig naamwoord

zucht v / m [3]

  1. hoorbare uitademing, meestal als uiting van ongenoegen of verveling
    • hij slaakte een diepe zucht 
  1. tocht, luchtstroom
    • het is benauwd en er is zelfs geen zuchtje wind 
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
zuchten

zucht

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van zuchten
  2. gebiedende wijs van zuchten

Gangbaarheid

  • Het woord zucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.