bemoeizucht
Nederlands
Woordafbreking
- be·moei·zucht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bemoei ww en zucht [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bemoeizucht | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bemoeizucht v/m [2]
- (ziekelijke) neiging om zich met iedereen en alles bezig te houden en zo mensen lastig te vallen
- Het is de vraag of de politiek zich moet lenen voor het beslechten van een fittie tussen ondernemers. Bovendien dringt de VVD hier aan op als regelgeving vermomde bemoeizucht waar detailhandel noch burgers op zitten te wachten. [3]
Gangbaarheid
- Het woord bemoeizucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bemoeizucht' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.