wandeldag

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wan·del·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wandeldag wandeldagen
verkleinwoord wandeldagje wandeldagjes

Zelfstandig naamwoord

wandeldag m

  1. een dag dat men wandelt
    • Tijdens de vakantie hadden we om de dag een wandeldag. 
    • Na een lange wandeldag waren de ouders meer vermoeid dan de kinderen. 

Gangbaarheid

  • Het woord wandeldag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.