wandeldag
Nederlands
Woordafbreking
- wan·del·dag
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wandel en dag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wandeldag | wandeldagen |
verkleinwoord | wandeldagje | wandeldagjes |
Zelfstandig naamwoord
wandeldag m
- een dag dat men wandelt
- Tijdens de vakantie hadden we om de dag een wandeldag.
- Na een lange wandeldag waren de ouders meer vermoeid dan de kinderen.
Gangbaarheid
- Het woord wandeldag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wandeldag' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.