vloer
Nederlands
Woordafbreking
- vloer
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bodem’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- (erfwoord) via Middelnederlands vloer en Oudnederlands fluor van Germaans *flōrō, *flōrô, *flōraz (“vlak oppervlak, vloer, vlakte”), van Indo-Europees *plõro- (“vlak, effen”), van Indo-Europees *pele-, *plet-, *plāk- (“vlak, effen”).
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vloer | vloeren |
verkleinwoord | vloertje | vloertjes |
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1.
|
|
Gangbaarheid
- Het woord vloer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vloer' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.