ruimte
Nederlands
Woordafbreking
- ruim·te
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘plaats om zich te bewegen’ voor het eerst aangetroffen in 1564 [1]
- Afgeleid van ruim met het achtervoegsel -te [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ruimte | ruimten ruimtes |
verkleinwoord | ruimtetje | ruimtetjes |
Zelfstandig naamwoord
ruimte v [3]
- beschikbare uitgestrektheid, mate waarin iets ruim is
- Hij heeft er de ruimte.
- vertrek, kamer
- We kwamen in een ruimte die bedoeld was voor het houden van vergaderingen.
- (natuurkunde) (astronomie) heelal, universum
- De raket werd de ruimte ingeschoten.
- mogelijkheid om af te wijken van een regel of afspraak, speling, vrijheidsgraad, marge
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
- [1] capaciteit, inhoud, inhoudsgrootte, laadvermogen, vermogen
- [2] lokaal, lokaliteit, oord, plaats
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: de openbare ruimte / de publieke ruimte
de ruimte die voor iedereen toegankelijk is
- Zich op ( of in) de ruimte houden
Vertalingen
2. vertrek, kamer
3. heelal
de openbare ruimte / de publieke ruimte
|
Gangbaarheid
- Het woord ruimte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ruimte' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.