vloerkleed
Nederlands
Woordafbreking
- vloer·kleed
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vloer en kleed
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vloerkleed | vloerkleden |
verkleinwoord | vloerkleedje | vloerkleedjes |
Zelfstandig naamwoord
vloerkleed o
- een tapijt dat los op de vloer ligt en de vloer slechts voor een deel bedekt
- Meubilair heeft vaak een naam die niet-ingewijden raadselachtig in de oren klinkt (Barcelona, Knotted Chair, RAR, La Chaise, Zig-Zag, Wassily, Wiggle, Chauffeuse 1500, Costes, How High The Moon), maar waarvan designkenners meteen gaan watertanden. Gezellig is niet het eerste waaraan je bij dit soort huizen denkt. Vloerkleden ontbreken veelal, net als gordijnen en als gevolg ook goede akoestiek. Toch kiezen veel liefhebbers van design dit soort huizen als vakantiebestemming. „We houden ook niet van gezellig”, zeggen Theo en Willemijn uit Eindhoven, die op de Vakantiebeurs in Utrecht verheugd kijken naar te huur staande designvilla’s. „We houden van mooi, van wat wij mooi vinden dus, en dat is leeg en strak, zonder prullaria. Op vakantie willen we niet ineens tussen de kleedjes en valletjes terechtkomen, dan voelen we ons niet op ons gemak.” [1]
Gangbaarheid
- Het woord vloerkleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vloerkleed' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Ivo Weyel 7 januari 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.