gelijkvloers
Nederlands
Woordafbreking
- ge·lijk·vloers
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gelijk en vloer met het achtervoegsel -s
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gelijkvloers | - |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
gelijkvloers o
- (bouwkunde) een bouwlaag van een gebouw die ter hoogte van het maaiveld ligt, de benedenverdieping, de begane grond, de parterre
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gelijkvloers | gelijkvloerser | gelijkvloerst |
verbogen | gelijkvloerse | gelijkvloersere | gelijkvloerste |
partitief | gelijkvloers | gelijkvloersers | - |
Gangbaarheid
- Het woord gelijkvloers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gelijkvloers' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.