flor

Nederlands

1. De flor op sherry van onderen belicht.
Uitspraak
  • Geluid:  flor    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈflɔr/
Woordafbreking
  • flor
Woordherkomst en -opbouw
  • van flor "bloem, gebruikt voor de bovenste laag of de meest zuivere stof, bijvoorbeeld bij meel)" [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord flor -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

flor m

  1. laagje schimmel op wijn
    • Op de wijn waarvan de wijnmaker 'fino' wil maken, groeit spontaan flor, een rimpelige grijswitte laag gistcellen. [2]

Gangbaarheid

  • Het woord flor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
11 %van de Nederlanders;
35 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Angelsaksisch

Uitspraak
  • IPA: /flor/

Zelfstandig naamwoord

flor v

  1. grond, vloer

Portugees

enkelvoud meervoud
flor flores

Zelfstandig naamwoord

flor v

  1. bloem

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • flor
enkelvoud meervoud
flor flores

Zelfstandig naamwoord

flor v

  1. (plantkunde) bloem, bloei


Turks

Zelfstandig naamwoord

flor

  1. (element) fluor
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.